Фламандские народные сказки и легенды

Вид материалаДокументы
Подобный материал:
1   ...   4   5   6   7   8   9   10   11   ...   18
hart — сердце). Hoe geraakte hij hier ooit uit (когда он теперь выберется отсюда: «как он бы выбрался когда-либо отсюда»)?


De mand was nog maar halverwege of ze kwam al met groot gedruis naar beneden.

‘Ziet ge wel’, zei Jan, ‘de valsaards, nog een geluk dat ik mijn eerste gedacht niet gevolgd heb’.

Nu zat hij daar schoon, naast de mand, de lange koord en zijn ijzeren stok. Hij was er het hart van in. Hoe geraakte hij hier ooit uit?


‘Hee, broerke (эй, братец)’, zei hij tegen het oud manneke (сказал он старичку) dat daar nog altijd zijn botten zat te warmen bij het vuur (который все еще сидел и грел свои кости у огня), ‘kent gij geen middel (ты не знаешь способа) om uit die put hier te geraken (чтобы выбраться из этого колодца)?’

‘Zeker, meneer, zeker (конечно, господин, конечно)’, zei het manneke haastig (поспешно сказал старичок), ‘er vliegt hier een grote arend rond (здесь летает/кружится большой орел; rond — круглый; вокруг, кругом), die heeft plaats genoeg op zijn rug (у него на спине довольно места) om u mee te pakken tot boven in de lucht (чтобы взять вас с собой наверх, на воздух)’.


‘Hee, broerke’, zei hij tegen het oud manneke dat daar nog altijd zijn botten zat te warmen bij het vuur, ‘kent gij geen middel om uit die put hier te geraken?’

‘Zeker, meneer, zeker’, zei het manneke haastig, ‘er vliegt hier een grote arend rond, die heeft plaats genoeg op zijn rug om u mee te pakken tot boven in de lucht’.


Het manneke vloot op zijn vingers (мужичок свистнул в пальцы), daar was de arend al (тут как тут: «уже» появился орел). Wat een groot beest (такой огромный; beest — зверь, животное). Jan kon gemakkelijk op zijn rug (Ян мог свободно /уместиться/ на его спине), er had nog een tweede bijgekund (там смог бы еще второй такой поместиться), niks overdreven (без преувеличения: «ничего преувеличенного»). Daar vloog de arend al op (вот орел уже взлетел), tot hoog in de lucht (высоко в воздух).

‘Kwaak-kwaak!’ riep hij.

Jan hield zich goed vast (Ян крепко держался).


Het manneke vloot op zijn vingers, daar was de arend al. Wat een groot beest. Jan kon gemakkelijk op zijn rug, er had nog een tweede bijgekund, niks overdreven. Daar vloog de arend al op, tot hoog in de lucht.

‘Kwaak-kwaak!’ riep hij.

Jan hield zich goed vast.


‘Rrr-rrr’ deed de arend en hij schudde zo geweldig (рр… фыркнул орел и тряхнул так сильно) dat Jan hals over kop van zijn rug tuimelde (что Ян, перекувыркнувшись: «шея через голову», упал с его спины). Met een slag vloog hij vlak voor de voeten van het manneke op de grond (он ударился о землю, как раз у ног старичка; vlak — плоский; как раз, прямо). Hij betastte zijn ribben (он ощупал свои ребра), nee, hij had niks gebroken (нет, он ничего не сломал).

‘Nu zal ik u een keer breken (теперь я тебя поломаю)’, riep hij kwaad tegen het manneke (крикнул он зло старичку) en die kreeg me daar troef van de ijzeren stok (и тот получил железным посохом такую затрещину; troef — козырная карта) dat zijn botten door zijn broek dansten (что кости в его штанах затанцевали).

‘Dat is ook weer in orde (теперь все снова в порядке)’, zei Jan Pikkedang en hij hield het ventje bij zijn nekvel omhoog (сказал Ян, держа старичка за шиворот). ‘Voor de laatste keer, hoe kom ik hieruit (в последний раз /спрашиваю/, как мне отсюда выйти)? Als ge liegt moet ge voor de rest van uw dagen naast de ijzeren stok slapen (если соврешь, /тогда/ тебе придется все свои оставшиеся дни спать рядом с железным посохом; rest — остаток)’.


‘Rrr-rrr’ deed de arend en hij schudde zo geweldig dat Jan hals over kop van zijn rug tuimelde. Met een slag vloog hij vlak voor de voeten van het manneke op de grond. Hij betastte zijn ribben, nee, hij had niks gebroken.

‘Nu zal ik u een keer breken’, riep hij kwaad tegen het manneke en die kreeg me daar troef van de ijzeren stok dat zijn botten door zijn broek dansten.

‘Dat is ook weer in orde’, zei Jan Pikkedang en hij hield het ventje bij zijn nekvel omhoog. ‘Voor de laatste keer, hoe kom ik hieruit? Als ge liegt moet ge voor de rest van uw dagen naast de ijzeren stok slapen’.


‘Ai, nee, nee, nee’, jankte het ventje (взвизгнул старичок), ‘daarjuist had ik het rats vergeten (тогда я вдруг забыл). Elke keer als die arend kwaakt (каждый раз, когда орел кричит «квак»), moet ge hem vlees voederen (ты должен кормить его мясом: «скармливать ему мясо»). Ge moet een grote hoop vlees meenemen (тебе нужно взять с собой очень много мяса) en als al uw vlees op is (и когда мясо закончится), dan moet ge een stuk van uw eigen bil snijden (тогда тебе придется отрезать кусок от своей собственной ягодицы). Maar dat is niet erg (но это ничего), hier heb ik een potteke wonderzalf (вот у меня есть баночка волшебной мази). Dat strijkt ge aan uw wonde (разотрешь ее по своей ране) en uw bil groeit weer aaneen alsof er niks gebeurd is (и ягодица срастется, как ни в чем не бывало: «словно ничего не случилось»; aaneengroeien — срастаться)’.


‘Ai, nee, nee, nee’, jankte het ventje, ‘daarjuist had ik het rats vergeten. Elke keer als die arend kwaakt, moet ge hem vlees voederen. Ge moet een grote hoop vlees meenemen en als al uw vlees op is, dan moet ge een stuk van uw eigen bil snijden. Maar dat is niet erg, hier heb ik een potteke wonderzalf. Dat strijkt ge aan uw wonde en uw bil groeit weer aaneen alsof er niks gebeurd is’.


‘Gij zijt een schone (а ты хорош)’, zei Jan, ‘waar vind ik hier zoveel vlees bijeen (где я здесь столько мяса найду)?’

‘In iedere drakekop steekt toch een tong (ведь в каждой голове дракона есть язык)’, zei het ventje (сказал старичок), ‘een dikke tong (толстый язык)’.


‘Gij zijt een schone’, zei Jan, ‘waar vind ik hier zoveel vlees bijeen?’

‘In iedere drakekop steekt toch een tong’, zei het ventje, ‘een dikke tong’.


Dat vond Jan nu eens een goed gedacht, zie (Яну идея теперь понравилась, видишь). Hij sneed de tongen uit de drakekoppen (он вырезал языки из голов дракона) die hij afgeslagen had of verpletterd (которые он отсек или размозжил), hij laadde de mand vol (он нагрузил корзину доверху) en kroop op de arend zijn rug (и влез орлу на спину). Hopla, daar gingen ze weer de lucht in (р-раз, вот они снова поднялись в воздух).

‘Kwaak-kwaak’, riep de arend.

‘Gij zijt er rap bij (а ты быстрый)’, zei Jan. Hij stak de arend een stuk tong toe (он сунул орлу кусок языка; steken — втыкать, всовывать).


Dat vond Jan nu eens een goed gedacht, zie. Hij sneed de tongen uit de drakekoppen die hij afgeslagen had of verpletterd, hij laadde de mand vol en kroop op de arend zijn rug. Hopla, daar gingen ze weer de lucht in.

‘Kwaak-kwaak’, riep de arend.

‘Gij zijt er rap bij’, zei Jan. Hij stak de arend een stuk tong toe.


De arend was zeker rap (орел в самом деле оказался быстрым).

‘Kwaak-kwaak!’

Weer een stuk tong (опять кусок языка). De arend had er precies smaak in (орел хорошенько распробовал мясо; precies — точно; smaak — вкус; аппетит), de draketongen gingen er nogal door (драконьи языки шли довольно-таки не плохо; nogal — сносно, неплохо). Op den duur had hij ze allemaal opgevreten (через некоторое время он их все сожрал; duur — продолжительность). Maar hij was bijlange nog niet boven (но он был еще довольно далеко от верха; bijlangeniet /флам./ = nog lang niet — еще вовсе не: «еще долго не»).

‘Kwaak-kwaak!’ riep de arend vervaarlijk (крикнул орел страшно = страшным голосом).


De arend was zeker rap.

‘Kwaak-kwaak!’

Weer een stuk tong. De arend had er precies smaak in, de draketongen gingen er nogal door. Op den duur had hij ze allemaal opgevreten. Maar hij was bijlange nog niet boven.

‘Kwaak-kwaak!’ riep de arend vervaarlijk.


Jan mocht niet aarzelen (Яну медлить было нельзя). Hij sneed een ferme snee van zijn bil (он отрезал порядочный кусок от своей ягодицы; ferm /флам./ = flink — крупный, большого размера). Oei, dat deed zeer (ой, было больно: «делало боль»). Hij stak het vlees in de arend zijn snavel (он сунул мясо орлу в клюв) en streek dadelijk de wonderzalf uit het potteke op zijn bil (и сразу же растер волшебную мазь из баночки по ягодице), want hij bloedde als een varken (потому что он кровоточил, как свинья). Het manneke had niet gelogen (старичок не соврал), het was echt wonderzalf (мазь оказалась в самом деле волшебной: «это была подлинная волшебная мазь»). Jan zijn bil was genezen voordat de arend weer kon roepen (ягодица Яна зажила до того, как орел снова успел: «смог» крикнуть).

Het was nu ook niet meer vandoen (в чем теперь больше не было необходимости). De arend streek zachtekes neer (орел мягко приземлился) en schudde Jan Pikkedang op de grond (и стряхнул Яна Пиккедана на землю).


Jan mocht niet aarzelen. Hij sneed een ferme snee van zijn bil. Oei, dat deed zeer. Hij stak het vlees in de arend zijn snavel en streek dadelijk de wonderzalf uit het potteke op zijn bil, want hij bloedde als een varken. Het manneke had niet gelogen, het was echt wonderzalf. Jan zijn bil was genezen voordat de arend weer kon roepen.

Het was nu ook niet meer vandoen. De arend streek zachtekes neer en schudde Jan Pikkedang op de grond.


Jan Pikkedang moest eerst weer door het donkere woud trekken (вначале Яну снова пришлось пройти через дремучий лес). Daarna reisde hij door een streek (потом он странствовал по местности), zo rijk, zo vruchtbaar (такой богатой и плодородной) als hij van zijn leven nog niet gezien had (какой он в своей жизни еще не видел). Hij wist niet (он не знал) dat dat het land was (что это была страна) waarover de vader van de drie prinsessen regeerde (которой правил отец трех принцесс). Uiteindelijk liep hij een stad in (наконец он вошел в город) waar alle straten versierd waren (где все улицы были украшены). De dochters van de koning gingen trouwen (королевские дочери собирались выходить замуж) of liever, twee van de drie (а точнее, две из трех).


Jan Pikkedang moest eerst weer door het donkere woud trekken. Daarna reisde hij door een streek, zo rijk, zo vruchtbaar als hij van zijn leven nog niet gezien had. Hij wist niet dat dat het land was waarover de vader van de drie prinsessen regeerde. Uiteindelijk liep hij een stad in waar alle straten versierd waren. De dochters van de koning gingen trouwen of liever, twee van de drie.


Ze waren ooit een keer geroofd geweest door een schrikkelijke draak en nu (они когда-то были похищены ужасным драконом и теперь) nu hadden twee helden de draak doodgeslagen en de prinsessen gered (теперь два героя убили дракона и спасли принцесс), simpele jongens waren het (это были простые ребята), een zeeldraaier en een mandenmaker (веревщик и корзинщик), zoudt ge het geloven (ты бы не поверил), maar nu gingen ze trouwen met prinsessen (но они теперь собирались жениться на принцессах), ze hadden het verdiend (они это заслужили).


Ze waren ooit een keer geroofd geweest door een schrikkelijke draak en nu, nu hadden twee helden de draak doodgeslagen en de prinsessen gered, simpele jongens waren het, een zeeldraaier en een mandenmaker, zoudt ge het geloven, maar nu gingen ze trouwen met prinsessen, ze hadden het verdiend.


Dat hoorde Jan Pikkedang van marktvrouwen en bakkers en straatjongens (Ян узнал это/услышал от базарных торговок, пекарей и уличных мальчишек). Hij kreeg steken in zijn hart (у него закололо в сердце: «получил уколы»).

‘Wat moet ik doen, wat moet ik doen (что я должен делать)?’ Hij liep door de versierde straten en vloekte bij zichzelf (он шел по украшенным улицам и ругался про себя). Hij kwam in de hoofdstraat (он пришел на главную улицу), die was het schoonst van al (она была самой красивой из всех), daar moest de stoet morgen door trekken (завтра по ней должна была пройти процессия). Aan één huizeke hing niks (на одном домике ничего не висело), geen krans, geen bloem (ни венка, ни цветка). Ha nee, er woonde niemand (а нет, в нем никто не жил), het stond te huur (домик сдавался внаем: «стоял сдаваться внаем»).

‘Hier trek ik in (здесь я поселяюсь/поселюсь; intrekken — втаскивать; ,входить внутрь; поселяться)’, zei Jan Pikkedang.


Dat hoorde Jan Pikkedang van marktvrouwen en bakkers en straatjongens. Hij kreeg steken in zijn hart.

‘Wat moet ik doen, wat moet ik doen?’ Hij liep door de versierde straten en vloekte bij zichzelf. Hij kwam in de hoofdstraat, die was het schoonst van al, daar moest de stoet morgen door trekken. Aan één huizeke hing niks, geen krans, geen bloem. Ha nee, er woonde niemand, het stond te huur.

‘Hier trek ik in’, zei Jan Pikkedang.


Hij deed het venster open (он открыл окно) en legde drie dingen op de vensterbank (и положил на подоконник три вещи): een neusdoek van witte zijde (платок из белого шелка), een gouden armband (золотой браслет) en een gouden ring (и золотое кольцо).

Juist op dat ogenblik (как раз в это же время: «мгновение, момент») besloten de drie prinsessen een keer te gaan zien (три принцессы решили пойти посмотреть) hoe schoon de mensen de stad versierd hadden voor de bruiloft (как красиво люди нарядили город для свадьбы). Geen een van de drie was echt goed gezind (ни одна из трех не была по-настоящему в хорошем настроении: «хорошо настроена»), misschien zou een wandeling hen een beetje uit de put halen (может, прогулка им бы помогла немного; uit een put halen — “доставать из ямы”). Ze liepen eerst naar de hoofdstraat (сначала они пошли на главную улицу). Schoon dat die was (какая она была нарядная), ge kondt het bijkans niet geloven (ты бы не поверил; bijkans /флам./ = bijna — почти)! De mensen hadden kosten noch moeite gespaard (люди не пожалели ни средств, ни сил: «ни затрат, ни усилия»).


Hij deed het venster open en legde drie dingen op de vensterbank: een neusdoek van witte zijde, een gouden armband en een gouden ring.

Juist op dat ogenblik besloten de drie prinsessen een keer te gaan zien hoe schoon de mensen de stad versierd hadden voor de bruiloft. Geen een van de drie was echt goed gezind, misschien zou een wandeling hen een beetje uit de put halen. Ze liepen eerst naar de hoofdstraat. Schoon dat die was, ge kondt het bijkans niet geloven! De mensen hadden kosten noch moeite gespaard.


Plots bleef de rosse prinses staan (внезапно рыжеволосая принцесса остановилась), zo stijf als een stok (как вкопанная: «так неподвижно, как палка»).

‘Wat is er zuster (что случилось, сестра)? Voelt ge u niet goed (ты себя плохо чувствуешь)?’

‘Zusters, ziet gij wat ik zie (сестры, вы видите то же, что и я /вижу/)?’ vroeg de rosse. ‘Daar, op die vensterbank (там, на том подоконнике)?’


Plots bleef de rosse prinses staan, zo stijf als een stok.

‘Wat is er zuster? Voelt ge u niet goed?’

‘Zusters, ziet gij wat ik zie?’ vroeg de rosse. ‘Daar, op die vensterbank?


Van alteratie kregen de drie zusters geen woord meer uit hun keel (от волнения три сестры не могли больше произнести ни слова: «не получили = не смогли издать ни слова из своих глоток»). Ze bonkten op de deur van het huizeke (они постучали в дверь домика). Jan Pikkedang deed open (Ян Пиккедан отворил). Ze schreeuwden van blijdschap (они закричали от радости). Hun redder, de enige en geen andere (их спаситель, единственный и никто другой)!


Van alteratie kregen de drie zusters geen woord meer uit hun keel. Ze bonkten op de deur van het huizeke. Jan Pikkedang deed open. Ze schreeuwden van blijdschap. Hun redder, de enige en geen andere!


‘Gij moet mee naar het paleis, naar de koning, naar ons vader (ты должен /пойти/ с нами во дворец, к королю, к нашему отцу)!’ commandeerden ze (приказали они).

Jan pakte de neusdoek, de armband en de ring (Ян взял платок, браслет, кольцо) en ging gewillig mee (и послушно пошел с ними; meegaan — идти вместе).

De koning was juist het feest aan het bespreken (король как раз обсуждал праздник) met zijn twee toekomstige schoonzoons (с его двумя будущими зятьями) toen Jan de troonzaal binnenkwam met de drie prinsessen (когда Ян с тремя принцессами вошел в тронный зал). De mandenmaker en de zeeldraaier zagen zo wit als een lijk (корзинщик и веревщик побледнели как мертвецы: «выглядели так бело, как труп»). Jan Pikkedang! Zat die niet beneden in de bornput (разве он не остался в колодце: «не сидел он внизу, в колодце»)!


‘Gij moet mee naar het paleis, naar de koning, naar ons vader!’ commandeerden ze.

Jan pakte de neusdoek, de armband en de ring en ging gewillig mee.

De koning was juist het feest aan het bespreken met zijn twee toekomstige schoonzoons toen Jan de troonzaal binnenkwam met de drie prinsessen. De mandenmaker en de zeeldraaier zagen zo wit als een lijk. Jan Pikkedang! Zat die niet beneden in de bornput!


Nu vertelden de drie prinsessen de hele waarheid aan hun vader (тут: «теперь» три принцессы рассказали их отцу всю правду). Jan Pikkedang had de draak verslagen (Ян Пиккедан убил дракона), de zeeldraaier en de mandenmaker hadden hem laten stikken in de bornput (веревщик и корзинщик бросили его задыхаться в колодце) en hadden hen, de prinsessen, met de dood bedreigd (пригрозив им, принцессам, смертью) als ze niet zouden liegen (/в том случае/, если бы они не соврали). Jan Pikkedang toonde de bewijzen (Ян Пиккедан показал доказательства): neusdoek, armband, ring (платок, браслет, кольцо).

De koning kookte van razernij (король кипел от ярости).

‘Soldaten, smijt die twee in de kerker (солдаты, бросьте тех двоих в темницу)’, riep hij.

Maar Jan Pikkedang hield de soldaten tegen (но Ян Пиккедан удержал солдат).

‘Majesteit (ваше величество)’, zei hij, ‘ik vergeef het hun (я им прощаю). Wij zijn kameraden geweest, zand erover (мы /же/ были товарищами, прощено/забыто: «песок сверху»)’.


Nu vertelden de drie prinsessen de hele waarheid aan hun vader. Jan Pikkedang had de draak verslagen, de zeeldraaier en de mandenmaker hadden hem laten stikken in de bornput en hadden hen, de prinsessen, met de dood bedreigd als ze niet zouden liegen. Jan Pikkedang toonde de bewijzen: neusdoek, armband, ring.

De koning kookte van razernij.

‘Soldaten, smijt die twee in de kerker’, riep hij.

Maar Jan Pikkedang hield de soldaten tegen.

‘Majesteit’, zei hij, ‘ik vergeef het hun. Wij zijn kameraden geweest, zand erover’.


Ja, nu was het een echt feest (да, теперь это был настоящий праздник). De blonde en de zwarte koningsdochters trouwden toch met de mandenmaker en de zeeldraaier (белокурая и черноволосая дочери короля все же вышли замуж за корзинщика и веревщика) en daarbij trouwde Jan Pikkedang met de rosse prinses, zijn liefste, zijn enige (и при этом Ян Пиккедан женился на рыжеволосой принцессе, его любимой, его единственной).

De smid en de smidsvrouw kwamen bij hun zoon in het paleis wonen (кузнец и кузнечиха переехали/приехали жить к их сыну во дворец). Jan Pikkedang volgde de koning op (Ян Пиккедан унаследовал трон: «стал преемником короля») en zijn twee vrienden van vroeger werden minister (а его двое прежних друзей стали министрами). En ze leefden allemaal nog lang en gelukkig (и все они жили еще долго и счастливо).


Ja, nu was het een echt feest. De blonde en de zwarte koningsdochters trouwden toch met de mandenmaker en de zeeldraaier en daarbij trouwde Jan Pikkedang met de rosse prinses, zijn liefste, zijn enige.

De smid en de smidsvrouw kwamen bij hun zoon in het paleis wonen. Jan Pikkedang volgde de koning op en zijn twee vrienden van vroeger werden minister. En ze leefden allemaal nog lang en gelukkig.


Jaakske met zijn fluitje

(Жакске с дудочкой)


Er was eens een jongen die Jaakske heette (жил был мальчик, которого звали Жакске = по имени Жакске /уменьшительно от Жак/) en die had een stiefmoeder met wie hij in onmin leefde (и у него была мачеха, с которой он жил не в ладу). Was me dat een kwaad mens (ну и злюка же она была; kwaad — злой, сердитый; дурной)! Jaakske kon nu eens nooit iets goeds doen in haar ogen (Жакске ничем не мог ей угодить: «Жакске никогда не удавалось сделать в ее глазах что-либо хорошее») en telkens als hij naar de wei ging om de koeien te hoeden (и каждый раз, когда он шел на пастбище пасти коров; hoeden — стеречь, охранять) gaf ze hem nog slecht eten mee ook (она давала ему, к тому же, еще и плохую еду).


Er was eens een jongen die Jaakske heette en die had een stiefmoeder met wie hij in onmin leefde. Was me dat een kwaad mens! Jaakske kon nu eens nooit iets goeds doen in haar ogen en telkens als hij naar de wei ging om de koeien te hoeden gaf ze hem nog slecht eten mee ook.


Op een goede morgen (в одно прекрасное утро) trok Jaakske weer eens naar de wei (Жакске снова брел на пастбище) en hij zag daar langs de weg een bedelaar staan (там он увидел нищего, стоящего у дороги), een scharminkel van een vent (худющего: «худого парня»), die had zeker in geen dagen nog iets onder zijn tand gekregen (у того уж точно днями во рту не побывало ни крошки: «не получил что-то под свой зуб»). Of die koewachter misschien iets in zijn knapzak had om te knabbelen (может, у того пастуха что-то было поесть, в его торбе; knabbelen — грызть, глодать), dat wilde de bedelaar weten (хотел знать = спросил нищий).


Op een goede morgen trok Jaakske weer eens naar de wei en hij zag daar langs de weg een bedelaar staan, een scharminkel van een vent, die had zeker in geen dagen nog iets onder zijn tand gekregen. Of die koewachter misschien iets in zijn knapzak had om te knabbelen, dat wilde de bedelaar weten.


‘Zeker (конечно /есть/)’, zei Jaakske, ‘kom, we gaan hier aan de kant zitten (идем, присядем здесь в сторонке) , ik moet mijn koeien in het oog kunnen houden (мне нужно за моими коровами присматривать: «в глазу мочь держать»). Eet maar mee (покушайте со мной), maar ik moet u verwittigen (но я должен вас предупредить), de kost van mijn stiefmoeder is niet vet (еда моей мачехи скудна: «не жирна»)’.

Het brood was zeker een week oud (хлеб был /уж/ точно недельной давности), de kaas zweette (сыр прел) en uit de kruik kwam geen fris bier maar lauw water (а из кувшина лилось не свежее пиво, а теплая вода). Jaakske deelde zijn schrale spijs eerlijk met de bedelaar (Жакске разделил свою скудную еду честно с нищим). Die at alsof hij bij de koning aan tafel zat (тот ел, будто сидел у короля за столом).


‘Zeker’, zei Jaakske, ‘kom, we gaan hier aan de kant zitten, ik moet mijn koeien in het oog kunnen houden. Eet maar mee, maar ik moet u verwittigen, de kost van mijn stiefmoeder is niet vet’.

Het brood was zeker een week oud, de kaas zweette en uit de kruik kwam geen fris bier maar lauw water. Jaakske deelde zijn schrale spijs eerlijk met de bedelaar. Die at alsof hij bij de koning aan tafel zat.


‘Koewachterke (пастушок)’, zei de bedelaar toen hij het laatste kruimelke van tussen zijn slechte tanden had gekoterd (сказал нищий, после того, как выковырял последнюю крошку между своих плохих зубов), ‘jongenlief, zonder u zou ik verhongerd zijn (голубчик, без вас я бы умер от голода;