Фламандские народные сказки и легенды

Вид материалаДокументы

Содержание


Heer — господин; Господь; lief — дорогой, любимый
Подобный материал:
  1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   18

Нидерландский язык: Фламандские народные сказки и легенды

Vlaamse sprookjes


Geert van Istendael


Книгу адаптировал Сергей Павлик sergei.p@skynet.be


Метод чтения Ильи Франка


Hoe het koninkske het hoogst vloog

(Как королек выше всех летал)


In de tijd toen de vogels konden spreken (во время, когда птицы умели разговаривать) maakten ze nog meer ruzie dan de mensen (ругались они еще больше, чем люди; ruzie maken — устраивать скандал, ссору). Ze kwetterden en krakeelden de godganse dag (они тараторили и ругались целый Божий день; kwetteren — щебетать; болтать, тараторить). En zoudt ge soms peinzen dat ze er ’s nachts mee ophielden (думал ли ты иногда, что они по ночам умолкали: «и ты бы иногда думал, что они с этим по ночам переставали»; ophouden — прекращать), nee, ze maakten liever ruzie in de maneschijn (нет, они лучше ссорились под луной: «в лунном свете»). Er zijn nachtvogels genoeg (ночных птиц /ведь/ хватает), of niet misschien (не так ли: «или не может быть»)?


In de tijd toen de vogels konden spreken maakten ze nog meer ruzie dan de mensen. Ze kwetterden en krakeelden de godganse dag. En zoudt ge soms peinzen dat ze er ’s nachts mee ophielden, nee, ze maakten liever ruzie in de maneschijn. Er zijn nachtvogels genoeg, of niet misschien?


Het was niet meer te doen (это становилось невыносимым), ge werdt er puur doof van (ты просто глох от этого: «ты становился от этого чисто глухим»). De viervoetige dieren wilden hun beklag maken (четвероногие звери хотели пожаловаться: «хотели их жалобу сделать»). Maar bij wie (но кому: «при ком»), ik vraag het u (я вас спрашиваю), bij wie moesten ze klagen (кому они должны были жаловаться)? Die vogels (те птицы), dat floot maar (так и заливались: «они заливались/пением/») en dat kraaide allemaal dooreen (и все это галдело вперемешку; kraaien — петь; кричать), horendol zoudt ge worden (ты пришел бы в ярость; horendol = hoorndol — сильно возбужденный, яростный).


Het was niet meer te doen, ge werdt er puur doof van. De viervoetige dieren wilden hun beklag maken. Maar bij wie, ik vraag het u, bij wie moesten ze klagen? Die vogels, dat floot maar en dat kraaide allemaal dooreen, horendol zoudt ge worden.


De vogels vonden het nu toch ook stillekesaan genoeg (птицам это тоже стало постепенно надоедать: «птицы находили это теперь все-таки также постепенно довольно»; stilletjesaan = stillekesaan = langzaamaan = geleidelijk — постепенно). Ze besloten een koning te kiezen (они решили выбрать короля), die moest dan maar een einde maken aan al die twisten (он должен был тогда всем тем спорам положить конец). Een koning, die heeft macht (король — тот имеет власть), die geeft bevelen (тот дает указы) en de anderen moeten luisteren (и другие должны слушаться).

Maar hoe kies ge een koning (но как ты выбираешь короля)? Dat was niet zo moeilijk (это было не так трудно). De vogel die het hoogst kon vliegen werd koning (птица, которая выше всех сумела взлететь, становилась королем). Wie anders (кто иначе = кто же еще)?


De vogels vonden het nu toch ook stillekesaan genoeg. Ze besloten een koning te kiezen, die moest dan maar een einde maken aan al die twisten. Een koning, die heeft macht, die geeft bevelen en de anderen moeten luisteren.

Maar hoe kies ge een koning? Dat was niet zo moeilijk. De vogel die het hoogst kon vliegen werd koning. Wie anders?


Bij zonsopgang vlogen ze in een grote zwerm samen op het open veld (на восходе солнца они слетелись в большую стаю на открытом поле). Een lawaai dat dat gaf (ну и шуму же было: «шум, что это давало»)! Maar deze keer was het een blij lawaai (но в этот раз это был радостный шум), vol verwachting (полный ожидания). Voor één keer vlogen ze malkander niet in de pluimen (единственный раз они не ругались: «для одного раза летели они друг дружку не в перья»; malkander = elkaar — друг друга). Binnenkort zou het gekibbel voorgoed achter de rug zijn (вскоре прекратилась бы перебранка навсегда: «вскоре была бы перебранка навсегда за спиной»).


Bij zonsopgang vlogen ze in een grote zwerm samen op het open veld. Een lawaai dat dat gaf! Maar deze keer was het een blij lawaai, vol verwachting. Voor één keer vlogen ze malkander niet in de pluimen. Binnenkort zou het gekibbel voorgoed achter de rug zijn.


De raven krasten boven alle vogelstemmen uit (вόроны каркали громче всех: «над всеми птичьими голосами»; krassen — каркать). Alle vogels vlogen op (все птицы взлетели; opvliegen — взлетать, вспархивать). Zo hadden ze het afgesproken (так они договорились: «так имели они это договоренным»). Het was of de nacht weer viel (было /так/ темно, будто снова наступила ночь) al die vleugels verduisterden de zon (все те крылья затмили солнце). Hoger en hoger gingen ze (выше и выше поднимались: «шли» они) en gedurig aan (и постепенно) vielen er vogels af (отбивались от стаи птицы; afvallen — падать; выпадать) grote en kleine dooreen (большие и маленькие вперемешку). Ge kondt de zon weer een beetje zien (можно было снова видеть солнце). Zelfs de leeuwerik geraakte buiten adem (даже жаворонок выбился из сил: «даже жаворонок оказался без дыхания») en eer dat beestje zwijgt (а прежде, чем та птичка замолкнет) moet het al vlak tegen de zon vliegen (она должна быть почти у солнца: «почти до солнца долететь»).


De raven krasten boven alle vogelstemmen uit. Alle vogels vlogen op. Zo hadden ze het afgesproken. Het was of de nacht weer viel, al die vleugels verduisterden de zon. Hoger en hoger gingen ze en gedurig aan vielen er vogels af, grote en kleine dooreen. Ge kondt de zon weer een beetje zien. Zelfs de leeuwerik geraakte buiten adem en eer dat beestje zwijgt, moet het al vlak tegen de zon vliegen.


De arend bleef nog over op den duur (спустя некоторое время оставался еще орел; overblijven — оставаться). Hij steeg en steeg in grote kringen (он поднимался и поднимался большими кругами). Hij kneep zijn ogen nog allengs niet toe tegen de felle zon (он еще даже не щурился от яркого солнца: «он еще не сжимал своих глаз от яркого солнца»; toeknijpen — зажимать,сжимать). De arend steeg en steeg tot zijn hoogtepunt (орел поднимался и поднялся до своей высшей точки). Hoger kon hij niet (выше он не мог). En waarom zou hij (а ему это было и незачем: «а почему бы он»)? Beneden hoorde hij de vogels roepen: de arend is koning, de arend is koning (внизу он слышал кричащих птиц: орел — король, орел — король)!


De arend bleef nog over op den duur. Hij steeg en steeg in grote kringen. Hij kneep zijn ogen nog allengs niet toe tegen de felle zon. De arend steeg en steeg tot zijn hoogtepunt. Hoger kon hij niet. En waarom zou hij? Beneden hoorde hij de vogels roepen: de arend is koning, de arend is koning!


Maar wat was dat op de pluimen van zijn staart (но что это было на перьях его хвоста)? Een heel, heel klein vogelke vloog op (маленькая, очень маленькая птичка взлетела ввысь), veel hoger dan de arend vloog het (она взлетела намного выше, чем орел) en het floot zo hard als het geven kon (и она напевала так громко, как только могла: «могла дать»):

‘Koning ben ik, ben ik, ben ik! Koning ben ik (я король, я, я! я король).

Daar fladderde het koninkske (там порхал королек), een ferm stuk boven de arend (намного выше орла: «порядочный кусок выше орла») en het klom nog hoger, ja, het was nikske vermoeid (и она взбиралась еще выше, да, без устали).


Maar wat was dat op de pluimen van zijn staart? Een heel, heel klein vogelke vloog op, veel hoger dan de arend vloog het en het vloot zo hard als het geven kon:

‘Koning ben ik, ben ik, ben ik! Koning ben ik!’

Daar fladderde het koninkske, een ferm stuk boven de arend en het klom nog hoger, ja, het was nikske vermoeid.


En toen zweefde het naar beneden (а потом она спланировала вниз) en zonder ophouden riep het met een ongelooflijk luide stem (не переставая кричать невероятно громким голосом):

‘Koning ben ik, ben ik, ben ik! Koning ben ik!’

‘Gij zijt mij een schone koning (да какой же ты король)!’ riepen de vogels (кричали птицы). Ze voelden zich bedrogen (они чувствовали себя обманутыми).

‘Gij stinkaard met uw loense streken (ты вонючка, с твоими /грязными/ выходками), wat zoudt gij kracht hebben of rappe vleugels (откуда бы у тебя взялись сила или быстрые крылья)! Ge ziet u nog niet vliegen (тебя даже не видать в полете)’. En ze pikten met hun snavels naar het koninkske (и они заклевали королька: «…с их клювами в королька»), het moest kapot (он должен был погибнуть; kapot — погибший, мертвый).


En toen zweefde het naar beneden en zonder ophouden riep het met een ongelooflijk luide stem:

‘Koning ben ik, ben ik, ben ik! Koning ben ik!’

‘Gij zijt mij een schone koning!’ riepen de vogels. Ze voelden zich bedrogen.

‘Gij stinkaard met uw loense streken, wat zoudt gij kracht hebben of rappe vleugels! Ge ziet u nog niet vliegen’. En ze pikten met hun snavels naar het koninkske, het moest kapot.


Maar het koninkske was hun te rap af (но королек оказался проворнее их). Het vluchtte in een muizeholleke achter een haag (он залетел: «убежал» в мышиную норку за живой изгородью).

Vandaar dat de koninkskes zo laag langs de grond scheren (вот от того корольки и носятся так низко над землей). En ze bouwen hun nesten in holen en gaten (и они строят свои гнезда в норах и отверстиях). Ze hebben schrik van de vogels (они боятся птиц), maar ze blijven koning (но остаются королем). Dat roepen ze winter en zomer (об этом они кричат зимой и летом). Met een koninklijke stem (королевским голосом):

‘Koning ben ik, ben ik, ben ik! Koning ben ik!’


Maar het koninkske was hun te rap af. Het vluchtte in een muizeholleke achter een haag.

Vandaar dat de koninkskes zo laag langs de grond scheren. En ze bouwen hun nesten in holen en gaten. Ze hebben schrik van de vogels, maar ze blijven koning. Dat roepen ze winter en zomer. Met een koninklijke stem:

‘Koning ben ik, ben ik, ben ik! Koning ben ik!’


Van de jongen die aan de duivel verkocht werd

(О юноше, который был продан дьяволу)


Er was eens een boer (жил-был крестьянин) die zo arm was (который был так беден) dat hij zelfs zijn ezel moest verkopen (что ему даже пришлось продать своего осла; moeten — долженствовать). Hij ging ermee op weg naar de markt (он шел с ним по дороге на базар), maar lang was hij nog niet vertrokken (но он еще только отправился) toen hem een heer aansprak (когда к нему обратился один господин; iemand aanspreken — обратиться к кому-либо; заговорить с кем-либо). Die heer legde een dikke beurs geld op de rug van de ezel (тот господин положил на спину осла кошелек, полный денег; leggen — класть, положить).

‘Is dat genoeg voor dat beestje (этого достаточно за этого зверька: beest — зверь; домашняя скотина)?’ vroeg hij (спросил он).


Er was eens een boer die zo arm was dat hij zelfs zijn ezel moest verkopen. Hij ging ermee op weg naar de markt, maar lang was hij nog niet vertrokken toen hem een heer aansprak. Die heer legde een dikke beurs geld op de rug van de ezel

‘Is dat genoeg voor dat beestje?’ vroeg hij.


Meer dan genoeg was het (этого было более, чем достаточно), eigenlijk schandalig veel (собственно говоря, скандально: «постыдно» много).

‘Ge moogt hem zelfs houden, uw ezel (вы можете его даже себе оставить, вашего осла; mogen — иметь разрешение; желать), als ge hem goed verzorgt in mijn plaats (если вы вместо меня за ним будете хорошо ухаживать). Maar ik zou nog iets willen, iets kleins (но мне хотелось бы еще чего-то, чего-то незначительного),’ zei de heer (сказал господин), ’ uw eerste vrucht van volgend jaar (ваш первый плод следующего года). Over eenentwintig jaar kom ik die halen (через двадцать один год я за ним приду: «приду его забрать»)’.

Daar kon de boer niets kwaads in zien (ничего злого в этом крестьянин не видел: «в этом смог крестьянин ничего злого увидеть»). Eenentwintig jaar is lang (двадцать один год /длится/ долго).


Meer dan genoeg was het, eigenlijk schandalig veel.

‘Ge moogt hem zelfs houden, uw ezel, als ge hem goed verzorgt in mijn plaats. Maar ik zou nog iets willen, iets kleins,’ zei de heer, ‘uw eerste vrucht van volgend jaar. Over eenentwintig jaar kom ik die halen’.

Daar kon de boer niets kwaads in zien. Eenentwintig jaar is lang.


Sedert die dag ging het de boer voor de wind (с того дня крестьянину улыбалась удача; voor de wind gaan = voorspoed hebben — иметь удачу). Met nieuwjaar kreeg hij een zoon (на новый год у него родился сын). Eerst toen hij zijn kleine in zijn wiegske zag liggen (только когда он увидел лежавшего в качалке малыша), begreep hij dat het de duivel was geweest (он понял, что то был дьявол) die hem geld geboden had (предложивший ему деньги). Zijn kind was een kind van de duivel (его дитя был ребенком дьявола).


Sedert die dag ging het de boer voor de wind. Met nieuwjaar kreeg hij een zoon. Eerst toen hij zijn kleine in zijn wiegske zag liggen, begreep hij dat het de duivel was geweest die hem geld geboden had. Zijn kind was een kind van de duivel.


Hoe groter de jongen werd (чем взрослее становился юноша), hoe meer hij zijn vader hoorde zuchten (тем чаще он слышал вздыхающего отца). En telkens als hij zijn vader vroeg (и каждый раз, когда он своего отца спрашивал) waarom hij altijd zo moest zuchten (почему тот все время вздыхает), vluchtte die weg (тот убегал). Het duurde jaren (прошли годы) eer de boer zijn verhaal loste (прежде, чем крестьянин излил свою душу), van de ezel, het geld en de duivel (про осла, деньги и дьявола).


Hoe groter de jongen werd, hoe meer hij zijn vader hoorde zuchten. En telkens als hij zijn vader vroeg waarom hij altijd zo moest zuchten, vluchtte die weg. Het duurde jaren eer de boer zijn verhaal loste, van de ezel, het geld en de duivel.


De jongen, die een goed verstand had (смышленный юноша) en die mocht gaan studeren in de stad (которому было позволено /идти/учиться в городе), zocht raad bij de geleerdste professoren (искал совета у /самых/ ученых профессоров). De geleerdste van allemaal gaf hem een klein boek (самый всеведущий из всех дал ему маленькую книгу).

‘Zolang ge in dat boekske hier leest (до тех пор, пока ты читаешь эту книжку),’ zei hij (сказал он), ‘kan de duivel niets tegen u beginnen (дьяволу с тобой не справиться: «дьявол не сможет ничего начать против тебя»). Maar ge moet blijven lezen (но ты должен читать, не останавливаясь: «продолжать читать»).’


De jongen, die een goed verstand had en die mocht gaan studeren in de stad, zocht raad bij de geleerdste professoren. De geleerdste van allemaal gaf hem een klein boek.

‘Zolang ge in dat boekske hier leest’, zei hij, ’kan de duivel niets tegen u beginnen. Maar ge moet blijven lezen’.


Op zijn eenentwintigste verjaardag (в день его двадцать первого дня рождения), ’s morgens heel vroeg (ранним утром: «утром совершенно рано»), nam zijn vader hem mee de hof in (отец взял /его/ с собой в сад). Een heer stond hen op te wachten bij de stekelbessen (один господин стоял и поджидал их у/кустов/ крыжовника).

‘Hier is hij (вот он)’, zei de boer tegen de duivel (сказал крестьянин дьяволу) en hij schoof zijn zoon van zich af (и он отодвинул своего сына от себя; afschuiven — отодвигать;удалять). Er was nog niet veel licht in de lucht (было еще не так светло), maar de jongen las en las en las in zijn boekske (но юноша читал, и читал, и читал в своей книжонке) alsof zijn leven ervan afging (будто от этого зависела его жизнь; afhangen — зависеть, находиться в зависимости). Nu, het hing er ook van af (сейчас она как раз от этого и зависела).


Op zijn eenentwintigste verjaardag, ’s morgens heel vroeg, nam zijn vader hem mee de hof in. Een heer stond hen op te wachten bij de stekelbessen.

‘Hier is hij’, zei de boer tegen de duivel en hij schoof zijn zoon van zich af. Er was nog niet veel licht in de lucht, maar de jongen las en las en las in zijn boekske alsof zijn leven ervan afging. Nu, het hing er ook van af.


Razend werd de duivel (дьявол взбесился: «бешеным стал»; razend — бешеный,неистовый), hij was machteloos (он был бессилен), solferdamp sloeg uit zijn oren (серный пар повалил: «ударил» из его ушей; damp — пар) en met één slag slingerde hij de jongen driehonderd uren ver door de lucht (и он одним махом забросил юношу /на расстояние/ трехсот часов по воздуху). De jongen viel neer in het midden van een bos (юноша упал посреди леса; neervallen — упасть вниз). Daar, vlak voor zijn voeten (там, прямо у его ног) zag hij het hoofd van een vrouw (он увидел женскую голову). Ze was tot aan haar hals in de grond begraven (она была по шею закопана в землю) en ze riep (и она закричала; roepen — звать; кричать):


Razend werd de duivel, hij was machteloos, solferdamp sloeg uit zijn oren en met één slag slingerde hij de jongen driehonderd uren ver door de lucht. De jongen viel neer in het midden van een bos. Daar, vlak voor zijn voeten zag hij het hoofd van een vrouw. Ze was tot aan haar hals in de grond begraven en ze riep:


‘Smerige duivel, zijt ge weer daar (нечистый дьявол, это опять ты)? Komt ge me weer een keer bespotten (ты опять пришел надо мной издеваться; bespotten — насмехаться над кем-либо,чем-либо; издеваться)?’

‘Ik ben de duivel niet (я не дьявол)’, zei de jongen (сказал парень),’ en ik kom u verlossen (и я пришел вас спасти)’.

‘Maar ik weet niet hoe (но я не знаю как)’, dacht hij erbij (подумал он при этом).

‘Dat zult ge van uw leven niet kunnen (ни за что в жизни у тебя этого не получится: «не сможешь»)’, zei de vrouw, ‘ge moet dan naar het kasteel achter mij (для этого тебе нужно в замок, что позади меня)’.


‘Smerige duivel, zijt ge weer daar? Komt ge me weer een keer bespotten?’

‘Ik ben de duivel niet’, zei de jongen,’ en ik kom u verlossen’.

‘Maar ik weet niet hoe’, dacht hij erbij.

‘Dat zult ge van uw leven niet kunnen’, zei de vrouw,’ge moet dan naar het kasteel achter mij’.


Nu eerst keek de jongen op (только теперь юноша приподнял глаза; opkijken — смотреть вверх). Ja, daar stond een groot, donker kasteel (да, там стоял большой, мрачный замок).

‘In dat kasteel moet ge drie nachten doorbrengen (в том замке ты должен провести три ночи). De eerste nacht moet ge drie kaarsen branden (в первую ночь ты должен зажечь три свечи), de tweede nacht zes kaarsen (во вторую ночь шесть свечей) en de derde nacht negen (и в третью ночь девять). Ge moet blijven tot de kaarsen opgebrand zijn (тебе нужно /там/ оставаться, пока свечи не сгорят). Maar pas op (но будь осторожен), in dat kasteel wonen verschrikkelijke monsters (в том замке обитают ужасные чудовища)’.


Nu eerst keek de jongen op. Ja, daar stond een groot, donker kasteel.

‘In dat kasteel moet ge drie nachten doorbrengen. De eerste nacht moet ge drie kaarsen branden, de tweede nacht zes kaarsen en de derde nacht negen. Ge moet blijven tot de kaarsen opgebrand zijn. Maar pas op, in dat kasteel wonen verschrikkelijke monsters.’


De jongen werd nu toch een beetje ongerust (теперь юноша все же /чуть/ забеспокоился). Maar hij ging (но он пошел). In de grootste zaal stond een kandelaar met drie kaarsen (в самом большом зале стоял подсвечник с тремя свечами). Hij wachtte tot de avond viel (он подождал, пока наступит: «наступила» ночь), stak de kaarsen aan (зажег свечи; aansteken — зажигать, поджигать) en begon te lezen in zijn boekske (и начал читать в своей книжонке).


De jongen werd nu toch een beetje ongerust. Maar hij ging. In de grootste zaal stond een kandelaar met drie kaarsen. Hij wachtte tot de avond viel, stak de kaarsen aan en begon te lezen in zijn boekske.


Uit alle hoeken kwamen monsters op hem af geslopen (изо всех углов к нему подкрадывались: «подходили крадучись» чудища; afkomen — подходить; направляться), uit de vloer (из-под пола) en uit de zoldering (с потолка) en uit de schouw (из дымохода). Ze grepen naar hem en zijn boekske (они хватали его и его книжку) met hun ruige poten (своими косматыми лапами) en ze huilden en tierden (и они выли и вопили). De jongen verging van de schrik (юноша помирал от страха) maar hij las in zijn boekske (но он читал в своей книжке; lezen — читать), uren lang (часами: «в течение часов»; lang — долгий), tot de kaarsen een voor een doofden (пока свечи одна за другой не погасли; doven — тушить, гасить /без воды/). Geen haar op zijn hoofd was gekrenkt (с его головы не упало ни волоска: «ни волоса не было задето на его голове»; krenken — задевать; вредить). Hij ging terug naar de vrouw in het bos (он вернулся назад к женщине в лесу). Ze stak al tot onder haar oksels boven de grond uit (она выступала уже до /ее/ подмышек из земли: «над землей»; uitsteken — выдаваться, выступать).


Uit alle hoeken kwamen monsters op hem af geslopen, uit de vloer en uit de zoldering en uit de schouw. Ze grepen naar hem en zijn boekske met hun ruige poten en ze huilden en tierden. De jongen verging van de schrik maar hij las in zijn boekske, uren lang, tot de kaarsen een voor een doofden. Geen haar op zijn hoofd was gekrenkt. Hij ging terug naar de vrouw in het bos. Ze stak al tot onder haar oksels boven de grond uit.


De volgende avond ging de jongen weer naar de grote zaal in het kasteel (следующим вечером юноша снова пошел в большой зал в замок). Daar stond nu een kandelaar met zes kaarsen (теперь там стоял подсвечник с шестью свечами). Weer ontstak hij de kaarsen (он снова зажег свечи;