Фламандские народные сказки и легенды
Вид материала | Документы |
- 1. Русские народные сказки: Хаврошечка, 193.35kb.
- Путешествие по сказкам Учитель Зиганшина, 86.96kb.
- Первопечатник Иван Федоров» 3 «Проверь себя!» урок, 220.31kb.
- Рифмы Матушки Гусыни». Народные сказки «Айога», «Крошка Вилли Винки»., 33.8kb.
- Т. Д. Зинкевич-Евстигнеева выделяет шесть видов сказок : художественные, народные,, 156.29kb.
- Рассказы о детях и для детей, 111.84kb.
- Литература для чтения 1 класс обучения, 26.57kb.
- Ундина Ханс Кристиан Андерсен. Сказки и истории. Бр. Гримм. Сказки. Русская классическая, 99.6kb.
- Ханс Кристиан Андерсен. Сказки и истории. Бр. Гримм. Сказки. Русская классическая литература, 247.5kb.
- Урока Наименование раздела и тема урока Колич-ество часов, 271.6kb.
De mandenmaker vlocht een grote mand en de zeeldraaier draaide een lange, dikke koord. Ze lieten het koord zakken, die was veel te kort. Twee keren zo lang moest ze zijn. Ze probeerden het nog een keer. Nee, drie keren zo lang. Die put was schrikkelijk diep.
‘Haal een keer de bel van de kasteelpoort’, zei Jan. ‘We zullen strootje trekken voor wie we het eerst laten zakken. En als er gevaar is, dan belt ge maar’.
Jan trok intussen een boom uit, hij brak er de takken af en legde de stam als een windas dwars over de put.
Het lot viel op de zeeldraaier (жребий выпал на веревщика). Maar ocharme, de koord werd amperkes gevierd (но, ох, бедняга, канат был только-только подан/опущен; och — возглас сострадания; arm — бедный /флам./; vieren — подавать; ослаблять /канат/) of daar klonk de bel al (как уже прозвучал колокольчик).
Bleek van de schrik kroop de zeeldraaier uit de mand (бледный от страха, веревщик выкарабкался из корзины).
‘Donker dat het daar is, als in de hel (а как там темно, как в аду)’, zei hij.
‘Flauwerik (слабак; flauw — безвкусный; слабый)’, zei Jan Pikkedang. ’Wie is de volgende (кто следующий)?’
De mandenmaker. Nu rolden ze het koord tot de helft af (в этот раз они размотали канат до половины). Maar dan hoorden ze de bel (а потом они услышали колокольчик).
‘Donkerder dan in het gat van Pluto (темнее, чем в заднице у Плутона /древнегреческий бог подземного царства/)’, zei de mandenmaker. ‘Bangerik (трусишка; bang — боязливый, пугливый)’, zei Jan Pikkedang, ‘laat mij maar los (опустите-ка меня)’.
Het lot viel op de zeeldraaier. Maar ocharme, de koord werd amperkes gevierd of daar klonk de bel al.
Bleek van de schrik kroop de zeeldraaier uit de mand.
‘Donker dat het daar is, als in de hel’, zei hij.
‘Flauwerik’, zei Jan Pikkedang. ‘Wie is de volgende?’
De mandenmaker. Nu rolden ze het koord tot de helft af. Maar dan hoorden ze de bel.
‘Donkerder dan in het gat van Pluto’, zei de mandenmaker.
‘Bangerik’, zei Jan Pikkedang, ‘laat mij maar los’.
Hij naar beneden (он — вниз). Dat bleef maar duren, een eeuwigheid lang (спуск продолжался долго, целую вечность). Eindelijk voelde Jan de bodem onder zijn mand (наконец Ян почувствовал под корзиной дно). Zie nu eens (посмотри-ка), het was daar beneden ook niet zo donker als onderweg (там внизу было не так темно, как по дороге), ge kondt zelfs een lange gang onderscheiden (можно было даже различить = увидеть длинный коридор), flauw verlicht in de verte (слабо освещенный вдали). Vooruit, nu moest hij toch eens gaan zien (вперед, теперь ему надо было пойти посмотреть; toch — все-таки, однако; eens — однажды, как-то, раз) waarvan dat licht kwam (откуда шел = исходил тот свет).
Hij naar beneden. Dat bleef maar duren, een eeuwigheid lang. Eindelijk voelde Jan de bodem onder zijn mand. Zie nu eens, het was daar beneden ook niet zo donker als onderweg, ge kondt zelfs een lange gang onderscheiden, flauw verlicht in de verte. Vooruit, nu moest hij toch eens gaan zien waarvan dat licht kwam.
Aan het einde van de lange gang was een kamer (в конце длинного коридора была комната) en daar zat bij het vuur het oud ventje te wenen (и в ней у огня сидел и плакал старичок) dat het zeer deed aan uw hart (/да так/, что на сердце становилось больно: «боль делало на вашем сердце»). Waar zijn lange oren hadden moeten hangen (то место, где должны бы были висеть его длинные уши) was het een en al bloed (было все в крови).
‘Nee! Nee! Nee!’, jankte het ventje (нет, нет, нет, заплакал старичок). Het wierp zich op zijn knieën (он бросился на колени; zich werpen — бросаться). ‘Ge moogt mij niks doen, doe mij niks, alstjeblieft, doe mij niks (ты не можешь мне что-то сделать, не делай со мной ничего, пожалуйста, не делай со мной ничего)!’
‘Het is allang goed (ладно, ладно; allang — уже долгое время)’, zei Jan Pikkedang. Nu zag hij eerst dat de kamer drie deuren had (только теперь он увидел, что в комнате было три двери).
‘Wat is er achter die deuren (что там, за теми дверями),’ vroeg Jan.
‘Dat ik het niet weet (что-то, чего я не знаю)’, zei het ventje.
Aan het einde van de lange gang was een kamer en daar zat bij het vuur het oud ventje te wenen dat het zeer deed aan uw hart. Waar zijn lange oren hadden moeten hangen was het een en al bloed.
‘Nee! Nee! Nee!’, jankte het ventje. Het wierp zich op zijn knieën. ‘Ge moogt mij niks doen, doe mij niks, alstjeblieft, doe mij niks!’
‘Het is allang goed’, zei Jan Pikkedang. Nu zag hij eerst dat de kamer drie deuren had.
‘Wat is er achter die deuren,’ vroeg Jan.
‘Dat ik het niet weet’, zei het ventje
Jan Pikkedang liet zijn ijzeren stok een keer met geweld neerkomen reizekes naast het ventje zijn tenen (Ян Пиккедан опустил с силой свой железный посох /прохаживаясь им/ у пальцев ног старичка). Die sprong wel een meter hoog (тот подпрыгнул, пожалуй, на метр).
‘Nee, nee, genade (нет, нет, пощады)! Ik zal alles zeggen (я все скажу)!’ riep het manneke. ‘Achter ieder van die deuren zit een koningsdochter (за каждой из тех дверей сидит королевская дочь). Die koningsdochters zijn een tijd geleden geschaakt door een draak met zeven koppen (давным давно: «некоторое время назад» королевские дочери были похищены драконом с семью головами; schaken — увозить, похищать). Een wreed monster (безжалостное чудовище; wreed — жестокий, безжалостный), het vliegt de hele tijd langs de open vensters van de drie kamers (оно летает все время вдоль открытых окон трех комнат) en loert of er niemand binnenkomt (и караулит, чтобы туда никто не входил). Niks of niemand ontsnapt aan zijn ogen (ничто и никто не ускользает от его глаз)’
Jan Pikkedang liet zijn ijzeren stok een keer met geweld neerkomen reizekes naast het ventje zijn tenen. Die sprong wel een meter hoog.
‘Nee, nee, genade! Ik zal alles zeggen!’ riep het manneke. ‘Achter ieder van die deuren zit een koningsdochter. Die koningsdochters zijn een tijd geleden geschaakt door een draak met zeven koppen. Een wreed monster, het vliegt de hele tijd langs de open vensters van de drie kamers en loert of er niemand binnenkomt. Niks of niemand ontsnapt aan zijn ogen’.
‘Zien doet geen zeer (смотреть не запретишь: «смотреть не причиняет боль»)’, zei Jan Pikkedang en hij smeet de eerste deur open (сказал Ян Пикккедан и толкнул первую дверь; smijten — бросать, швырять). Als door de weerlicht geslagen bleef hij op de dorpel staan (он застыл: «остался стоять» на пороге, словно пораженный молнией). Was me dat iets schoons (что за красота: «было мне это что-то красивое»)! Een blonde prinses (белокурая принцесса), van kop tot teen gekleed in witte zijde (с головы до пят: «до пальцев ног» одетая в белый шелк), kwam statig naar hem (чинно подошла к нему; statig — чинный, важный).
‘Ge hebt moed (вы смелый; moed — мужество, отвага, смелость)’, zei ze en ze glimlachte (сказала она и улыбнулась), ‘mag ik u groeten (я должна вам поклониться: «вас поприветствовать»)’.
Het was of ze honing in zijn keelgat goten (создавалось ощущение, будто ему в глотку заливали мед), zo schoon lachte ze naar hem (так красиво = мило она ему улыбалась). Jan Pikkedang was er van aangedaan (это произвело на Яна Пиккедана впечатление; aandoen — причинять; затрагивать).
‘Zien doet geen zeer’, zei Jan Pikkedang en hij smeet de eerste deur open. Als door de weerlicht geslagen bleef hij op de dorpel staan. Was me dat iets schoons! Een blonde prinses, van kop tot teen gekleed in witte zijde, kwam statig naar hem.
‘Ge hebt moed’, zei ze en ze glimlachte, ‘mag ik u groeten’.
Het was of ze honing in zijn keelgat goten, zo schoon lachte ze naar hem. Jan Pikkedang was er van aangedaan.
Maar een grote donkerte stond in het venstergat (но большая темень появилась: «стояла» в проеме окна; gat — отверстие). Met stank en smoor en vonken vuur (с вонью, чадом и искрами огня) kroop de draak de kamer in (в комнату заполз дракон). Jan Pikkedang sloeg de eerste drakekop die te kort bij kwam rats af met zijn ijzeren stok (своим железным посохом Ян Пиккедан снес одним махом первую голову дракона, что приблизилась; afslaan — отсекать, отрубать; rats — вдруг, внезапно /флам./). De draak huilde van de pijn en het verschieten (дракон взвыл от боли и испуга), hij sloеg zijn gruwelijke klauwen uit (он расправил свои ужасные когти; uitslaan — расправлять, распростирать), maar daar rolde al zijn tweede kop over de grond (но вот уже его вторая голова покатилась по земле).
Maar een grote donkerte stond in het venstergat. Met stank en smoor en vonken vuur kroop de draak de kamer in. Jan Pikkedang sloeg de eerste drakekop die te kort bij kwam rats af met zijn ijzeren stok. De draak huilde van de pijn en het verschieten, hij sloеg zijn gruwelijke klauwen uit, maar daar rolde al zijn tweede kop over de grond.
De hete adem van de draak brandde Jan in in zijn gezicht (жаркое дыхание дракона обожгло лицо Яна). Een derde kop verpletterde hij tegen de muur (он размозжил об стену третью голову). Van zijn stok droop dik, zwart bloed (с его посоха стекала густая, черная кровь). Briesend vloog de draak door het venstergat weg (фыркая, дракон вылетел через оконный проем). De eerste prinses was gered (первая принцесса была спасена)! Ze omhelsde Jan en gaf hem haar neusdoek van witte zijde (она обняла Яна и протянула ему платок из белого шелка; neusdoek —носовой платок /уст; флам./).
‘Mijn grote held, die moet ge goed wegsteken (мой большой = великий герой, спрячь этот платок хорошенько: «ты должен платок хорошо спрятать»)’, zei de prinses, ‘dat is een zeker teken (это доказательство: «верный знак» того), dat gij mij gered hebt en geen andere (что /именно/ ты, а не кто-то другой меня спас)’.
De hete adem van de draak brandde Jan in in zijn gezicht. Een derde kop verpletterde hij tegen de muur. Van zijn stok droop dik, zwart bloed. Briesend vloog de draak door het venstergat weg. De eerste prinses was gered! Ze omhelsde Jan en gaf hem haar neusdoek van witte zijde.
‘Mijn grote held, die moet ge goed wegsteken’, zei de prinses, ‘dat is een zeker teken dat gij mij gered hebt en geen andere’.
Jan Pikkedang haalde een keer diep adem (Ян Пиккедан глубоко вздохнул; ademhalen — дышать; adem — вдох, дыхание; halen — тянуть) en stampte de tweede deur open (и толкнул ногой вторую дверь; stampen — вбивать; топать ногой). De tweede prinses was nog veel schoner dan de eerste (вторая принцесса была еще гораздо красивее, чем первая). Haar haar was gitzwart (у нее были черные, как смоль, волосы; git — черный янтарь) en ze droeg een lange mantel in rood fluweel (и на ней был: «она носила» длинный плащ красного бархата = и на ней была длинная накидка красного бархата).
‘Uw zuster in de kamer hiernaast heb ik al gered (вашу сестру, что находится здесь в соседней комнате, я уже спас)’, zei Jan, ‘maar (сказал Ян, но)... ’Verder kon hij niet komen (он не смог договорить: «далее ему не удалось прийти = продвинуться»). De draak vloog op hem af (на него налетел дракон), nog razender dan daarjuist (еще неистовей, чем прежде: «чем только что»; daar — там; juist — точный; как раз).
Jan Pikkedang haalde een keer diep adem en stampte de tweede deur open. De tweede prinses was nog veel schoner dan de eerste. Haar haar was gitzwart en ze droeg een lange mantel in rood fluweel.
‘Uw zuster in de kamer hiernaast heb ik al gered’, zei Jan,’maar... ‘Verder kon hij niet komen. De draak vloog op hem af, nog razender dan daarjuist.
Jan sloeg op zijn bek (Ян ударил его по морде), de draak scheurde Jan zijn vel open (дракон ранил Яна: «разорвал Яну кожу»), dat brandde onverdraaglijk (рана горела: «жгло невыносимо»; verdragen — выносить, терпеть), maar Jan sloeg en sloeg, drie drakekoppen af (но Ян рубил и отрубил три головы дракона). Gierend en jankend uit zijn ene kop die nog overschoot (пронзительно крича и воя своей оставшейся головой: «которая еще осталась»), maakte de draak dat hij wegkwam (дракон удрал: «сделал так, что он убрался прочь»). De tweede prinses was gered (вторая принцесса была спасена). Zij gaf Jan een gouden armband als bewijs van zijn heldendaad (она дала Яну золотой браслет в доказательство его подвига: «геройского поступка»).
‘Gij zijt mijn redder (ты мой спаситель)’, zei ze, ‘gij en geen andere (ты и никто другой)’.
Jan sloeg op zijn bek, de draak scheurde Jan zijn vel open, dat brandde onverdraaglijk, maar Jan sloeg en sloeg, drie drakekoppen af. Gierend en jankend uit zijn ene kop die nog overschoot, maakte de draak dat hij wegkwam. De tweede prinses was gered. Zij gaf Jan een gouden armband als bewijs van zijn heldendaad.
‘Gij zijt mijn redder’, zei ze, ‘gij en geen andere’.
Zonder ook maar één ogenblik te rusten (ни мгновения не отдыхая) liep Jan de derde kamer in (Ян вбежал в третью комнату). Een moment dacht hij dat hij in onmacht zou vallen (в какой-то момент он подумал, что упадет в обморок). Was hij aan het einde van zijn krachten (был ли он на исходе своих сил)? Wat gij nu denkt (подумай только: «как ты теперь думаешь»). Daar stond in die kamer een vrouw met ros haar (в той комнате стояла женщина с рыжими волосами), zo schoon, hij werd bijna verblind (такая красивая, что он почти ослеп: «стал почти ослепшим»; verblinden — ослеплять).
Zonder ook maar één ogenblik te rusten liep Jan de derde kamer in. Een moment dacht hij dat hij in onmacht zou vallen. Was hij aan het einde van zijn krachten? Wat gij nu denkt. Daar stond in die kamer een vrouw met ros haar, zo schoon, hij werd bijna verblind.
Van de slag vergat hij de twee andere prinsessen en de draak (от изумления: «от удара» он позабыл о двух других принцессах и драконе; slag — удар). Een vracht haar had ze, zo rood als koper (у нее был густые волосы, красные, как медь), en groene ogen, zo groen als haar wijd kleed (и зеленые глаза, такие зеленые, как и /цвет/ ее широкого платья), dat was geweven uit het fijnste linnen van overzee (сотканного из тончайшего заморского полотна; over — через; zee — море; overzee — за морем, за морями). Jan Pikkedang wist het (Ян Пиккедан /уже/ знал). Met deze vrouw trouw ik of ik trouw nooit van mijn leven (или я женюсь на этой женщине, или я никогда в /моей/ жизни не женюсь).
Van de slag vergat hij de twee andere prinsessen en de draak. Een vracht haar had ze, zo rood als koper, en groene ogen, zo groen als haar wijd kleed, dat was geweven uit het fijnste linnen van overzee. Jan Pikkedang wist het. Met deze vrouw trouw ik of ik trouw nooit van mijn leven.
Een hete stank schoot door de kamer (горячее зловоние пронеслось по комнате). De draak stak zijn enige kop naar binnen (дракон просунул внутрь свою единственную голову). Die laatste drakekop (последняя голова дракона) was de sterkste (была самой крепкой), de rapste (быстрой), de behendigste (и проворной). Jan sprong om de vergiftigde draketanden te ontwijken (Ян отскочил, чтобы уклониться от ядовитых зубов дракона), ze dansten door de kamer, de draak en Jan (они носились: «танцевали» по комнате, Ян и дракон), Jan sloeg grote barsten in de muren (Ян пробил большие трещины в стенах), hij miste die kop (он не попадал в голову), hij kon er niet op kloppen (ему не удавалось по ней ударить).
Een hete stank schoot door de kamer. De draak stak zijn enige kop naar binnen. Die laatste drakekop was de sterkste, de rapste, de behendigste. Jan sprong om de vergiftigde draketanden te ontwijken, ze dansten door de kamer, de draak en Jan, Jan sloeg grote barsten in de muren, hij miste die kop, hij kon er niet op kloppen.
In een hoek kromp de draak ineen voor een grote sprong, een dodelijke sprong (дракон сжался в углу для большого прыжка, смертельного прыжка). Jan Pikkedang dook weg (Ян Пиккедан увернулся) en smeet zijn ijzeren stok volle kracht achteruit (и швырнул со всей силы свой железный посох назад), vlak op de laatste schedel van de draak (прямо в последний череп дракона). Het kraakte afgrijselijk (череп отвратительно хрустнул). De draak rochelde zelf niet meer (дракон даже не захрипел). Hij was op slag dood (он мгновенно издох: «был разом мертв»).
In een hoek kromp de draak ineen voor een grote sprong, een dodelijke sprong. Jan Pikkedang dook weg en smeet zijn ijzeren stok volle kracht achteruit, vlak op de laatste schedel van de draak. Het kraakte afgrijselijk. De draak rochelde zelf niet meer. Hij was op slag dood.
De rosse prinses bezag Jan diep in het wit van zijn ogen (рыжеволосая принцесса посмотрела глубоко в глаза Яна: «глубоко в белок его глаз») en kuste hem nog langer op zijn mond (и продолжительно: «еще дольше» поцеловала его в губы).
‘Hier is een gouden ring (вот золотое кольцо)’, zei ze, ‘ge moet die met veel zorg bewaren (сохрани его тщательно: «ты должен хранить его с большой заботой»), gelijk als die ring bestaat er geen tweede (другого такого кольца не существует: «подобного этому кольцу не существует второго»). Gij alleen hebt mij gered (ты и только ты спас меня), gelijk als gij is er geen andere (другого, подобного тебе, нет)’.
De rosse prinses bezag Jan diep in het wit van zijn ogen en kuste hem nog langer op zijn mond.
‘Hier is een gouden ring’, zei ze, ‘ge moet die met veel zorg bewaren, gelijk als die ring bestaat er geen tweede. Gij alleen hebt mij gered, gelijk als gij is er geen andere’.
Nu moesten de koningsdochters nog weggeraken uit die put (теперь королевским дочерям нужно было еще выбраться из колодца). Een voor een gingen ze in de mand zitten (они садились по очереди: «одна за другой» в корзину).
‘Ophalen (поднимать)’, riep Jan en hij belde (кричал Ян и зазвонил). Daar gingen ze omhoog (так вот они поднялись наверх).
De mandenmaker en de zeeldraaier zetten nogal ogen op (корзинщик и веревщик вытаращили глаза) toen er een schone, blonde vrouw boven de rand van de bornput verscheen (когда у верхнего края колодца появилась красивая, белокурая женщина). Ze hadden gedacht dat hun maat daar beneden allang dood was (они думали, что их товарищ, там внизу, был уже давно мертв). Nu kwam er nog een zwarte vrouw (теперь появилась еще черноволосая женщина) en daarna nog een rosse (и после нее еще рыжеволосая).
Nu moesten de koningsdochters nog weggeraken uit die put. Een voor een gingen ze in de mand zitten.
‘Ophalen’, riep Jan en hij belde. Daar gingen ze omhoog.
De mandenmaker en de zeeldraaier zetten nogal ogen op toen er een schone, blonde vrouw boven de rand van de bornput verscheen. Ze hadden gedacht dat hun maat daar beneden allang dood was. Nu kwam er nog een zwarte vrouw en daarna nog een rosse.
Ze dansten in een kring van blijdschap (они водили хоровод/танцевали от радости; kring — круг,кольцо) en daarna vertelden ze (а потом они рассказали) wat daar beneden allemaal voorgevallen was (обо всем, что приключилось внизу; allemaal — всё; все). De mandenmaker en de zeeldraaier zeiden stillekes tegeneen (корзинщик и веревщик сказали тихо друг другу):
‘We laten die Jan daar schonekes zitten (мы бросим Яна там: «пусть себе там прекрасненько сидит»; schoon — прекрасно)’.
En ze bedreigden de prinsessen met moord (и они пригрозили принцессам смертью) als ze hun vader de waarheid zouden vertellen (/в том случае/ если бы они рассказали правду их отцу). Nee, zij, de mandenmaker en de zeeldraaier (нет, это они, корзинщик и веревщик) hadden de draak overwonnen (победили дракона) en de prinsessen verlost (и высвободили принцесс). Dat moesten ze overal vertellen en niks anders (именно так и не иначе: «ничего другого» они должны были повсюду рассказывать).
Ze dansten in een kring van blijdschap en daarna vertelden ze wat daar beneden allemaal voorgevallen was. De mandenmaker en de zeeldraaier zeiden stillekes tegeneen:
‘We laten die Jan daar schonekes zitten’.
En ze bedreigden de prinsessen met moord als ze hun vader de waarheid zouden vertellen. Nee, zij, de mandenmaker en de zeeldraaier hadden de draak overwonnen en de prinsessen verlost. Dat moesten ze overal vertellen en niks anders.
Intussen stond Jan Pikkedang op de bodem van de put te bellen (между тем Ян Пиккедан стоял на дне колодца и звонил: «стоял /чтобы/ звонить»). Ha, de mand kwam nu toch terug naar beneden (ха, корзина все-таки вернулась вниз).
‘Wacht eens efkes (погоди-ка; efkes /флам./ = even — ровный; немного; чуть-чуть)’, dacht Jan (подумал Ян). Hij smeet zijn ijzeren stok in de mand (он бросил свой железный посох в корзину) en bleef zelf staаn (а сам остался стоять).
‘Ophalen (поднимай)’ riep hij.
Intussen stond Jan Pikkedang op de bodem van de put te bellen. Ha, de mand kwam nu toch terug naar beneden.
‘Wacht eens efkes’, dacht Jan. Hij smeet zijn ijzeren stok in de mand en bleef zelf stаan.
‘Ophalen’ riep hij.
De mand was nog maar halverwege (корзина была еще только на полпути) of ze kwam al met groot gedruis naar beneden (когда она с треском упала вниз).
‘Ziet ge wel (видишь)’, zei Jan, ‘de valsaards (обманщики; vals — ложный, фальшивый), nog een geluk dat ik mijn eerste gedacht niet gevolgd heb (счастье /еще/, что я не последовал моему первому намерению)’.
Nu zat hij daar schoon (так он там теперь и сидел), naast de mand (подле корзины), de lange koord (длинного каната) en zijn ijzeren stok (и своего железного посоха). Hij was er het hart van in (он был очень разочарован;