Фламандские народные сказки и легенды

Вид материалаДокументы

Содержание


Heer — господин; Господь; lief — дорогой, любимый
Подобный материал:
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   18
gelijk — равный; geven — давать; iem. gelijk geven — признать чью-либо правоту). De prins was razend en riep zijn soldaten (принц был вне себя и позвал своих солдат). Maar die bleven als aan de grond genageld staan en zagen omhoog (но они оставались стоять как вкопанные: «пригвожденные к земле», смотря вверх; nagel — гвоздь). Want op een dondervlaag vlogen Beatrix en haar man terug naar hun huis in de andere stad (потому что Беатрис и ее муж улетали назад домой, в другой город, на порыве грозового ветра). En daar leefden ze samen nog lang en gelukkig (и там они жили вместе еще долго и счастливо).


De ministers waren ontsteld, maar ze moesten haar gelijk geven. De prins was razend en riep zijn soldaten. Maar die bleven als aan de grond genageld staan en zagen omhoog. Want op een dondervlaag vlogen Beatrix en haar man terug naar hun huis in de andere stad. En daar leefden ze samen nog lang en gelukkig.


Waarom de distelvink zo bontgekleurd is

(Почему щегол так пестро окрашен)


Het was in de tijd (это было во время) dat Onze-Lieve-Heer zijn schepping in orde bracht (когда Господь: «наш любимый Бог» приводил в порядок свое творение; Heer — господин; Господь; lief — дорогой, любимый). De vogels moesten nu maar eens allemaal verschillende kleuren krijgen (все птицы должны были теперь получить различную окраску; maar — но, же, только; eens — один раз, как-то; allemaal — все), anders kon hij ze niet meer uiteenhouden (иначе он не мог их больше друг от друга различить).

‘Papegaai!’ riep Onze-Lieve-Heer (попугай! позвал Господь).

Hij pakte hem in zijn nekvelleke (он взял его за шкирку; nek — шея; затылок; vel — кожа, шкура), doopte zijn fijn penseel in de pot (окунул свою тонкую кисть в банку) en begon: grasgroen, geel, hevig rood (и начал: травянисто-зеленый, желтый, ярко-красный). De papegaai tettert nu nog altijd over zijn felle kleuren (попугай даже еще сегодня тараторит о своей яркой окраске; tetteren = schetteren — кричать;тараторить). Zijn stem is ook fel, maar ver van schoon (его голос так же резок/пронзителен, но далек от красивого).


Het was in de tijd dat Onze-Lieve-Heer zijn schepping in orde bracht. De vogels moesten nu maar eens allemaal verschillende kleuren krijgen, anders kon hij ze niet meer uiteenhouden.

‘Papegaai!’ riep Onze-Lieve-Heer.

Hij pakte hem in zijn nekvelleke, doopte zijn fijn penseel in de pot en begon: grasgroen, geel, hevig rood. De papegaai tettert nu nog altijd over zijn felle kleuren. Zijn stem is ook fel, maar ver van schoon.


Dat de nachtegaal een schone stem heeft (о том, что у соловья красивый голос), weten de poëten allang (поэты знают уже давно). Dat vogelke heeft nochtans maar een klein lekske verf gekregen van Onze-Lieve-Heer (тем не менее птичке досталась от Господа /лишь/ маленькая капелька краски), een klein beetje grijs, wat bruin misschien (немножечко серого и, может быть, немножко коричневого).


Dat de nachtegaal een schone stem heeft, weten de poëten allang. Dat vogelke heeft nochtans maar een klein lekske verf gekregen van Onze-Lieve-Heer, een klein beetje grijs, wat bruin misschien.


De pimpelmezen gaf hij een lichtblauwe kop (синицам-лазоревкам он дал светло-голубую голову) en de koolmezen een zwarte (а обыкновенным синицам — черную). Van zwart gesproken (говоря о черном), de kraaien maakten zo’n ruzie met de raven op de rand van de pot zwartsel (ворóны так ругались с вóронами на краю банки с черной краской) dat ze allebei er invielen (что /они оба/в нее упали; invallen — упасть во что-то). Het is er aan te zien tot op de dag van vandaag (по ним это заметно по сегодняшний день). Onze-Lieve-Heer was bezig het kauwke zwart te maken (Господь занимался тем, что окрашивал галку в черный). Hij kon het nog juist een kwak grijs in zijn nek slaan (он едва успел ей: «ему» мазнуть шею серым) voor het opvloog (как она/он взлетел/а).

‘Dan herkent ge uzelf tenminste (ты себя /теперь/ по крайней мере распознаешь) tussen al die andere zwarte neven en nichten (между всеми теми другими, черными племянниками/двоюродными братьями и племянницами/двоюродными сестрами)!’


De pimpelmezen gaf hij een lichtblauwe kop en de koolmezen een zwarte. Van zwart gesproken, de kraaien maakten zo’n ruzie met de raven op de rand van de pot zwartsel dat ze allebei er invielen. Het is er aan te zien tot op de dag van vandaag. Onze-Lieve-Heer was bezig het kauwke zwart te maken. Hij kon het nog juist een kwak grijs in zijn nek slaan voor het opvloog.

‘Dan herkent ge uzelf tenminste tussen al die andere zwarte neven en nichten!’


Na uren en uren was het er eindelijk mee gedaan (спустя часы со всем /этим/ было наконец-то закончено). Alle vogels waren allang weggevlogen (все птицы уже давно улетели) en Onze-Lieve-Heer begon zijn penselen te kuisen (а Господь начал чистить свои кисточки). Hij was zo moe als een hond (он был такой уставший, как собака). Maar wat was dat (но что это /было/)? De distelvink kwam nog aangevlogen, buiten adem (прилетел еще и щегол, едва дыша: «вне дыхания»; aanvliegen — подлетать; прилетать). En dat beestje stond nog puur in de grondverf (и та птичка: «зверек» была еще окрашена просто в грунтовую краску: «стояла еще в чистой грунтовой краске»)!


Na uren en uren was het er eindelijk mee gedaan. Alle vogels waren allang weggevlogen en Onze-Lieve-Heer begon zijn penselen te kuisen. Hij was zo moe als een hond. Maar wat was dat? De distelvink kwam nog aangevlogen, buiten adem. En dat beestje stond nog puur in de grondverf!


‘Waar hebt gij heel de tijd gezeten (ты где все /это/ время пропадал: «сидел»)?’ vroeg Onze-Lieve-Heer.’Ik werk hier het vel van mijn vingeren (я здесь во всю работаю: «срабатываю кожу с моих пальцев») om alleman een kleurke te geven (чтобы всех окрасить; kleurke — цвет /уменьшит.-ласкат. от kleur/) en nu komt gij nog af (а теперь еще ты примчался). Al mijn verf is op (вся моя краска закончилась). Ge zult gij in uw grondverf moeten blijven rondvliegen, distelvinkske (тебе так и придется носиться: «оставаться летать кругами» в грунтовой краске, щеголчик)’

De distelvink begon te wenen als een plat kind (щегол заплакал: «начал плакать», как дитя; een plat kind — ребенок, который еще не умеет стоять и ходить; plat — плоский, ровный).

‘Toe, Onze-Lieve-Heer, ik was aan het spelen (будь добр, Господь, я /как раз в это время/ играл: «был при игре»), ik had de tijd vergeten (я позабыл о времени)’.


‘Waar hebt gij heel de tijd gezeten?’ vroeg Onze-Lieve-Heer.’Ik werk hier het vel van mijn vingeren om alleman een kleurke te geven en nu komt gij nog af. Al mijn verf is op. Ge zult gij in uw grondverf moeten blijven rondvliegen, distelvinkske’.

De distelvink begon te wenen als een plat kind.

‘Toe, Onze-Lieve-Heer, ik was aan het spelen, ik had de tijd vergeten’.


Onze-Lieve-Heer kon dat vogelke niet zo horen janken (Господь не смог устоять перед плачем птички: «не так слышать плакать»), het ging door zijn hart (он /плач/ проникал до сердца: «проходил через его сердце»). Hij keek eens diep in al zijn potten (он заглянул еще раз глубоко во все свои банки). Ja, hier en daar zat er nog een druppel in een randeke (да, здесь и там по краю /банки/ еще оставалась капля /краски/).

‘Kom hier, speelvogel (поди сюда, игруля)’, zei Onze-Lieve-Heer, ik zal een keer iets proberen (я еще: «один раз» что-нибудь попробую)’.

Hij veegde een klutske hier op (он мазнул немного здесь; kluts — остаток, небольшое количество), nog een druppel of drie daar (еще три капли там). Wat rood rond de snavel (немного красного вокруг клюва) en zwart op de kop (и черного на голове) en geel aan de vleugels (и желтого на крыльях), ook nog wat bruin (также еще немного коричневого), alle kleuren waarvan nog iets overschoot (всех цветов, которые еще оставались).


Onze-Lieve-Heer kon dat vogelke niet zo horen janken, het ging door zijn hart. Hij keek eens diep in al zijn potten. Ja, hier en daar zat er nog een druppel in een randeke.

‘Kom hier, speelvogel’, zei Onze-Lieve-Heer, ik zal een keer iets proberen’.

Hij veegde een klutske hier op, nog een druppel of drie daar. Wat rood rond de snavel en zwart op de kop en geel aan de vleugels, ook nog wat bruin, alle kleuren waarvan nog iets overschoot.


‘Ik kom niet toe (мне не хватает /краски/), distelvinkske, ik doe mijn best (щеголчик, я стараюсь: «делаю мое наилучшее»), ik ben ook maar de schepper (я ведь только и всего, /что/ создатель). Ge zult gij er altijd de grondverf door blijven zien (грунтовая краска будет всегда просматриваться), vooral een beetje op uw buik (прежде всего немного на твоем животе). Hier, bezie u eens in de spiegel (вот, посмотри-ка на себя в зеркало: «осмотри-ка себя в зеркале»)’.


‘Ik kom niet toe, distelvinkske, ik doe mijn best, ik ben ook maar de schepper.Ge zult gij er altijd de grondverf door blijven zien, vooral een beetje op uw buik. Hier, bezie u eens in de spiegel’.


De distelvink draaide zich rond voor de spiegel (щегол повернулся кругом перед зеркалом). Blij dat hij was met al zijn verschillende kleurkes (а как он был рад всем своим разным цветам)! Maar ik moet erbij zeggen (но я должен при этом сказать), Onze-Lieve-Heer was zeker zo tevreden met zijn bont, pront vogelke (Господь был, конечно же, столь доволен своей пестрой, быстрой птичкой). En dat de distelvink er nijg content mee was (а что щегол этим был очень доволен; nijg = heel = очень /флам./), dat kunt ge alle dagen horen (можно слышать целыми днями). Luister maar een keer (послушай-ка разок) hoe schoon dat hij tsjilpt en fluit (как он красиво щебечет и свистит).


De distelvink draaide zich rond voor de spiegel. Blij dat hij was met al zijn verschillende kleurkes! Maar ik moet erbij zeggen, Onze-Lieve-Heer was zeker zo tevreden met zijn bont, pront vogelke. En dat de distelvink er nijg content mee was, dat kunt ge alle dagen horen. Luister maar een keer hoe schoon dat hij tsjilpt en fluit.


Het rood kasteel

(Красный замок)


Lang geleden stond er tussen Brussel en Parijs een groot kasteel (давным давно стоял между Брюсселем и Парижем большой замок). Het was van de kelder tot de zolder gebouwd van rode baksteen (он был от подвала до чердака построен из красного кирпича) en er woonde een ridder (и в нем жил рыцарь); die liep altijd in het zwart gekleed (который постоянно ходил, одетый в черное) en ook zijn haren waren zwart (и его волосы были тоже черными). Hij woonde daar moederziel alleen (он проживал там совершенно один). Of nee, in de keuken liep ook nog een meid rond, een oud mens (или нет, на кухне кружилась еще и служанка, пожилая женщина: «старый человек»). En vuil dat ze was, vuil (а какая она была грязная, грязная), de mensen in het gebuurte (люди по соседству) noemden haar het zwart wijveke van het rood kasteel (называли ее черной бабкой красного замка).


Lang geleden stond er tussen Brussel en Parijs een groot kasteel. Het was van de kelder tot de zolder gebouwd van rode baksteen en er woonde een ridder; die liep altijd in het zwart gekleed en ook zijn haren waren zwart. Hij woonde daar moederziel alleen. Of nee, in de keuken liep ook nog een meid rond, een oud mens. En vuil dat ze was, vuil, de mensen in het gebuurte noemden haar het zwart wijveke van het rood kasteel.


Er was veel gefluister in het gebuurte (соседи часто шушукались: «было много шушуканья по соседству»), gefluister over al de bruiden van de zwarte ridder (шушукались шушуканье по поводу всех невест черного рыцаря). Veel bruiden waren al het kasteel binnengegaan (уже многие невесты вошли в замок; binnengaan — входить), maar niemand had van zijn leven (но никто в своей жизни), al was het maar één enkele keer (хотя бы один-единственный раз), er een weer buiten zien komen (не видел их выходящими оттуда: «наружу»).


Er was veel gefluister in het gebuurte, gefluister over al de bruiden van de zwarte ridder. Veel bruiden waren al het kasteel binnengegaan, maar niemand had van zijn leven, al was het maar één enkele keer, er een weer buiten zien komen.


En toch won de ridder een nieuwe bruid (и снова у рыцаря появилась новая невеста; winnen — iemand voor zich winnen — склонить кого-либо на свою сторону). Het was een plezant, jong meiske (это была приятная, молодая девушка), nog een kind feitelijk (по сути еще дитя: «в сущности еще ребенок»; feitelijk — фактический, реальный). Thuis had ze altijd de vogelkes te eten gegeven (дома она всегда /занималась тем, что/ кормила птичек). De pimpelmezen zagen haar op haar paard wegrijden (/когда/ синицы увидели ее уезжающей на ее лошади) en ze kwetterden (они прощебетали):

‘Daar gaat ze (смотрите: «там едет она»), ze rijdt recht naar haar dood (она едет прямо на свою погибель: «смерть»)’.


En toch won de ridder een nieuwe bruid. Het was een plezant, jong meiske, nog een kind feitelijk. Thuis had ze altijd de vogelkes te eten gegeven. De pimpelmezen zagen haar op haar paard wegrijden en ze kwetterden:

‘Daar gaat ze, ze rijdt recht naar haar dood’.


Maar de zwarte ridder spoorde de paarden aan (но черный рыцарь погонял лошадей; aansporen — пришпоривать, погонять). Hij en zijn bruid (он и его невеста), ze lachten en zongen (они смеялись и пели) en ze draafden maar voort (продолжая скакать рысью /и скакали рысью/ вперед; draven — бежать рысью). Een mezeke was toch meegevlogen met het meiske (одна синичка полетела все же вместе с девушкой) dat zo trouw zaad gestrooid had (которая /раньше/ так щедро давала: «сыпала» семя). Het ging op haar schouder zitten (она села ей на плечо) en begon droevig te fluiten (и печально запела/засвистела):

‘Bruideke, wees toch niet zo blij (невестушка, не радуйся же так), want ge zijt uw dood nabij (потому что твоя смерть близка).

De dodenrijder weet het wel (приносящий смерть наездник знает это; wel — хорошо; пожалуй) en daarom rijdt hij nog zo snel (и потому он скачет столь быстро: «еще так быстро»)’.


Maar de zwarte ridder spoorde de paarden aan. Hij en zijn bruid, ze lachten en zongen en ze draafden maar voort. Een mezeke was toch meegevlogen met het meiske dat zo trouw zaad gestrooid had. Het ging op haar schouder zitten en begon droevig te fluiten:

‘Bruideke, wees toch niet zo blij, want ge zijt uw dood nabij.

De dodenrijder weet het wel en daarom rijdt hij nog zo snel’.


En het mezeke fladderde op (и синичка улетела), terug naar huis (назад домой). De schrik pakte het meiske op haar hart (у девушки от страха сжалось сердце: «страх схватил девушку за ее сердце»).

‘Mijn lieve man (мой любимый муж)’, vroeg ze (спросила она), ‘waar rijden wij zo rap heen (куда мы так быстро скачем; waarheen — куда)?’

‘Naar mijn kasteel, schatlief (в мой замок, сокровище любимое; schat — сокровище,богатство; lief — милый,любимый). Daar zult ge de meesteres zijn over alles (ты станешь там владелицей всего) en ge zult alles hebben wat ge maar wenst (и у тебя будет все, что ты только пожелаешь)’, antwoordde hij (ответил он). Tegen de avond zagen ze het rood kasteel al liggen (к вечеру они уже увидели красный замок: «увидели замок уже располагаться = находящимся на месте»).

‘God, mijn hart klopt zo geweldig (Боже, мое сердце стучит так сильно)’, zei het meiske.

‘Dat is het geluk, mijn lieve bruid (это от счастья: «это счастье», моя любимая невеста)’, zei de zwarte ridder (проговорил черный рыцарь), ‘dat is het geluk’.


En het mezeke fladderde op, terug naar huis. De schrik pakte het meiske op haar hart.

‘Mijn lieve man’, vroeg ze, ‘waar rijden wij zo rap heen?’

‘Naar mijn kasteel, schatlief. Daar zult ge de meesteres zijn over alles en ge zult alles hebben wat ge maar wenst’, antwoordde hij.

Tegen de avond zagen ze het rood kasteel al liggen.

‘God, mijn hart klopt zo geweldig’, zei het meiske.

‘Dat is het geluk, mijn lieve bruid’, zei de zwarte ridder, ‘dat is het geluk’.


De volgende morgen wilde het meiske al terug naar huis (на следующий день девушка хотела уже назад домой).

‘Ge moet het hier zeker nog een beetje gewoon raken (тебе придется здесь, конечно, еще немного привыкнуть; raken — прийти в какое-либо состояние; gewoon — привычный, обычный)’, zei haar man. ’Weet ge wat (знаешь что)? Ik ga nu drie dagen op reis (я сейчас уезжаю странствовать: «в путешествие» на три дня). Hier hebt je alle sleutels van alle kamers (вот тебе все ключи от всех комнат), dan kunt ge uw kasteel eens op uw gemak bekijken (вы сможете на досуге осмотреть ваш замок; gemak — досуг; фламандцы часто используют ‘u’ в значении ‘ты’, подчеркивая тем самым уважение к собеседнику, любимому и т.д; при обращении к незнакомому человеку это переводится ‘вы’). Alleen die gouden sleutel hier moogt ge niet proberen (только вот этим золотым ключом тебе нельзя пользоваться). Die past op de gouden deur (он подходит к золотой двери). Zo is er maar één (такая дверь здесь только одна). Wie daar binnengaat, moet sterven (кто туда войдет, должен умереть)’.


De volgende morgen wilde het meiske al terug naar huis.

‘Ge moet het hier zeker nog een beetje gewoon raken’, zei haar man. ’Weet ge wat? Ik ga nu drie dagen op reis. Hier hebt je alle sleutels van alle kamers, dan kunt ge uw kasteel eens op uw gemak bekijken. Alleen die gouden sleutel hier moogt ge niet proberen. Die past op de gouden deur. Zo is er maar één. Wie daar binnengaat, moet sterven’.


De zwarte ridder sprong op zijn paard (черный рыцарь вскочил на своего коня) en reed de poort uit (и выехал за ворота; uitrijden — выезжать, уезжать). Hij keerde zich nog eens om in het zadel (он обернулся еще раз в седле) en wuifde vriendelijk naar zijn jonge vrouw (и помахал приветливо своей молодой жене).


De zwarte ridder sprong op zijn paard en reed de poort uit.

Hij keerde zich nog eens om in het zadel en wuifde vriendelijk naar zijn jonge vrouw.


Die liep rond in heel het kasteel (она обошла полностью весь замок), van kamer naar kamer (из комнаты в комнату), zaal in, zaal uit (из зала в зал: «внутрь зала, наружу из зала»). Zoiets schoons had ze nog nooit gezien (такой красоты она еще никогда не видела), al die meubelen (всю ту мебель), al die schilderijen en zijden gordijnen (все те картины и шелковые гардины). Ze was zo tevreden dat ze haar schrik vergat (она была так довольна, что позабыла свой страх; vergeten — забывать). Ze was de meesteres van alle rijkdom van het rood kasteel (она была хозяйкой всего богатства красного замка). Alleen niet van de gouden deur (но только не золотой двери). De eerste dag had ze geen tijd om er aandacht aan te schenken (в первый день у нее не было времени, чтобы уделить этому внимание). De tweede dag stond ze er zeker drie keer voor te treuzelen (на второй день она точно три раза стояла перед дверью и медлила/мешкала = долго раздумывала). De derde dag dacht ze (на третий день она подумала):

‘Nu of nooit (сейчас или никогда)’.


Die liep rond in heel het kasteel, van kamer naar kamer, zaal in, zaal uit. Zoiets schoons had ze nog nooit gezien, al die meubelen, al die schilderijen en zijden gordijnen. Ze was zo tevreden dat ze haar schrik vergat. Ze was de meesteres van alle rijkdom van het rood kasteel. Alleen niet van de gouden deur. De eerste dag had ze geen tijd om er aandacht aan te schenken. De tweede dag stond ze er zeker drie keer voor te treuzelen. De derde dag dacht ze: ‘Nu of nooit’.


Ze stak de gouden sleutel in het gouden slot (она вставила золотой ключ в золотой замóк). Voorzichtig duwde ze de deur open (осторожно толкнув, она открыла дверь: «толкнула дверь открытой»). Was dat alles (и это все)? Ze stond in een doodgewone keuken (она стояла в совершенно обыкновенной кухне; dood — мертвый /зд. усиливает значение прилагательного/; gewoon — привычный, простой) en die keuken was nog smerig ook (и та кухня была к тому же и грязной). Aan een withouten tafel (за белым деревянным столом; wit — белый; houten — деревянный) zat het zwart wijveke darmen te schrapen (сидела черная бабка и скоблила кишки; schrapen — чистить;скоблить).


Ze stak de gouden sleutel in het gouden slot. Voorzichtig duwde ze de deur open. Was dat alles? Ze stond in een doodgewone keuken en die keuken was nog smerig ook. Aan een withouten tafel zat het zwart wijveke darmen te schrapen.


‘Had ik het niet gedacht (а я тебя ведь ждала: «разве я это не думала»)?’ zei het wijveke. ‘En ik ben nog maar juist de darmen van zijn voorlaatste bruid aan het schrapen (а я вот как раз кишки его предпоследней невесты чищу)’.

‘Heeft hij die vermoord (он ее убил)?’ vroeg het meiske vol schrik (спросила девушка в ужасе: «полная страха»).

‘Zoals hij u zal vermoorden als hij deze avond thuiskomt (и вас он тоже убьет, когда он сегодня вечером вернется домой). Ge hebt de gouden deur open gedaan (вы отворили золотую дверь: «открытой сделали») gelijk al de anderen (так же, как и другие), ge moet nu dood (теперь вы должны умереть)’.


‘Had ik het niet gedacht?’ zei het wijveke. ‘En ik ben nog maar juist de darmen van zijn voorlaatste bruid aan het schrapen’.

‘Heeft hij die vermoord?’ vroeg het meiske vol schrik.

‘Zoals hij u zal vermoorden als hij deze avond thuiskomt. Ge hebt de gouden deur open gedaan gelijk al de anderen, ge moet nu dood’.


‘Maar is er dan niks aan te doen (и что же, ничего нельзя сделать)?’ vroeg het meiske. Haar keel was toegeknepen (ей сдавило горло: «ее горло было сдавленным»; toeknijpen — закрывать посредством сжатия).

‘Als ge rap genoeg zijt (если вы достаточно ловкая)’, antwoordde het zwart wijveke. ’Hier, spring door het keukenvenster (вот, выпрыгивайте через кухонное окно). Ziet ge die kar met vlas afkomen (видите ту телегу со льном, что подъезжает)? Stop u algauw weg onder dat vlas (спрячьтесь быстро подо льном) en maak dat ge wegkomt (и бегите: «сделайте /так/, чтобы вы ушли прочь = сбежали»)’.

Geen seconde bleef het meiske staan (девушка не осталась стоять ни секунды). Ze sprong en kroop diep weg op de bodem van de kar (она выпрыгнула /из окна/ и заползла глубоко на дно телеги).


‘Maar is er dan niks aan te doen?’ vroeg het meiske. Haar keel was toegeknepen.

‘Als ge rap genoeg zijt’, antwoordde het zwart wijveke.’Hier, spring door het keukenvenster. Ziet ge die kar met vlas afkomen? Stop u algauw weg onder dat vlas en maak dat ge wegkomt’.

Geen seconde bleef het meiske staan. Ze sprong en kroop diep weg op de bodem van de kar.


De voerman moest zijn vracht afleveren bij het paleis van de koning (извозчику нужно было доставить свой груз ко дворцу короля). Stil als een muizeke bleef het meiske liggen (девушка оставалась лежать тихо, как мышка), tot ze voelde dat ze stilstonden (пока она не почувствовала, что они остановились). Ze sprong op de grond (она спрыгнула на землю) en nog voordat de poortwachters haar tegen konden houden (и еще до того, как привратники ее смогли задержать;