Фламандские народные сказки и легенды

Вид материалаДокументы
Подобный материал:
1   2   3   4   5   6   7   8   9   ...   18
ontsteken — зажигать;воспламеняться), weer begon hij te lezen (он начал снова читать) en weer vlogen monsters en spoken rond zijn hoofd (и снова летали чудища и привидения вокруг него: «вокруг его головы»). Ze sisten en spuwden vuur (они шипели и извергали огонь) en ze stonken naar zwavel en drek (и они воняли серой и навозом; spuwen — извергать;плевать) Maar wie ze niet aanraakten was de jongen (но к юноше они не прикасались: «но к кому они не прикасались /так/ это к юноше»). De zon was al op (солнце уже взошло) toen de zesde kaars uitging (когда погасла шестая свеча). De vrouw was nu tot aan haar knieën boven de grond uitgekomen (женщина выступила: «вышла» теперь до колен из земли).


De volgende avond ging de jongen weer naar de grote zaal in het kasteel. Daar stond nu een kandelaar met zes kaarsen. Weer ontstak hij de kaarsen, weer begon hij te lezen en weer vlogen monsters en spoken rond zijn hoofd. Ze sisten en spuwden vuur en ze stonken naar zwavel en drek. Maar wie ze niet aanraakten was de jongen. De zon was al op toen de zesde kaars uitging. De vrouw was nu tot aan haar knieën boven de grond uitgekomen.


’s Avonds ging de jongen voor de derde keer naar het kasteel (вечером юноша в третий раз пошел в замок). Nu stond in de grote zaal een kandelaar met negen kaarsen (теперь в большом зале стоял подсвечник с девятью свечами). Hij ontstak ze alle negen (он зажег /их/ все девять) en nam zijn boekske (и взял свою книжку). Een leger van monsters en gedrochten stortte zich op hem (армия монстров и страшилищ обрушилась на него), ze krijsten zijn oren doof (они оглушали его криком), de stank was ondraaglijk (вонь была невыносимой), maar de jongen las en bleef lezen (но юноша читал, не останавливаясь: «продолжал читать») en niks beet hem (и ничто его не кусало), niks krabde hem (ничто его не царапало), niks raakte hem aan (ничто к нему не прикасалось; aanraken — прикасаться, трогать). Toen doofde de negende kaars, de allerlaatste (потом потухла девятая свеча, самая последняя). De vrouw kwam hem tegengelopen (женщина бежала к нему навстречу). Op haar voeten plakte nog bosgrond (ее ноги /ступни/ еще были облеплены землей /с леса/). Ze kuste hem op zijn mond (она поцеловала /его/ в губы) en omhelsde hem (и обняла его).


’s Avonds ging de jongen voor de derde keer naar het kasteel. Nu stond in de grote zaal een kandelaar met negen kaarsen. Hij ontstak ze alle negen en nam zijn boekske. Een leger van monsters en gedrochten stortte zich op hem, ze krijsten zijn oren doof, de stank was ondraaglijk, maar de jongen las en bleef lezen en niks beet hem, niks krabde hem, niks raakte hem aan. Toen doofde de negende kaars, de allerlaatste. De vrouw kwam hem tegengelopen. Op haar voeten plakte nog bosgrond. Ze kuste hem op zijn mond en omhelsde hem.


‘Mijn naam is Beatrix (меня зовут Беатрис)’, zei ze (сказала она).’ Mijn vader heeft mij verwenst (мой отец проклял меня) en begraven tot aan mijn hals (и закопал по шею в землю) omdat ik niet wilde trouwen met een rijke tovenaar (потому что я не хотела выйти замуж за богатого колдуна), ik denk dat het de duivel zelf was (я думаю, что это был сам дьявол). En alleen een man die drie nachten kon blijven lezen tussen de monsters (и только мужчина, который три ночи смог /бы/ продолжать читать между чудовищами), zonder weg te lopen (не убегая), tot alle kaarsen opgebrand waren (до того, пока бы не сгорели все свечи), alleen die man kon mij bevrijden (только тот мужчина смог бы меня освободить)’. In dat bos bleven ze niet (они не остались в том лесу). Ze lieten het kasteel voor wat het was (они оставили замок таким, каким он был) en trokken naar de stad waar Beatrix geboren was (и отправились в город, где родилась Беатрис). Daar trouwden ze en ze leefden in welstand (там они поженились и /они/ жили в достатке), want Beatrix was van rijke afkomst (потому что Беатрис была из богатого рода: «происхождения»).


‘Mijn naam is Beatrix’, zei ze.’ Mijn vader heeft mij verwenst en begraven tot aan mijn hals omdat ik niet wilde trouwen met een rijke tovenaar, ik denk dat het de duivel zelf was. En alleen een man die drie nachten kon blijven lezen tussen de monsters, zonder weg te lopen, tot alle kaarsen opgebrand waren, alleen die man kon mij bevrijden’. In dat bos bleven ze niet. Ze lieten het kasteel voor wat het was en trokken naar de stad waar Beatrix geboren was. Daar trouwden ze en ze leefden in welstand, want Beatrix was van rijke afkomst.


Maar na een tijd begon de jongen naar huis te verlangen (но через некоторое время юноша затосковал: «начал тосковать» по дому). Hij wilde zijn ouders weerzien (ему хотелось вновь увидеть своих родителей). Beatrix nam hem mee naar de hof (Беатрис повела его с собой в сад). Ze spreidde haar hoofddoek uit op de grond (она расстелила на земле свою косынку; uitspreiden — расстилать; разбрасывать), liet haar man in het midden van die doek zitten en zei (усадила ее мужа в середине /того/ платка и сказала):

‘Een dondervlaag zal u meepakken naar uw vader en uw moeder (грозовой порыв /ветра/ унесет вас к вашему отцу и /вашей/ матери). Ik laat u gaarne gaan op één voorwaarde (я отпускаю вас с удовольствием при одном условии). Ge moogt onder geen beding thuis vertellen (вам нельзя ни при каких условиях рассказывать дома) hoe ge uw vrouw gevonden hebt (как вы нашли свою жену)’. Dat beloofde de jongen plechtig (юноша торжественно это пообещал). De lucht werd zo grijs als lood (воздух сделался свинцовым: «таким серым, как свинец»), er viel een donderslag en nog één en nog één (ударил гром, и еще /раз/ и еще раз; donderslag — удар грома). De doek vloog op in de wind (платок поднялся по ветру; opvliegen — взлетать вверх) en voerde de jongen op de dondervlaag naar huis (и повез юношу на грозовом порыве домой).


Maar na een tijd begon de jongen naar huis te verlangen. Hij wilde zijn ouders weerzien. Beatrix nam hem mee naar de hof. Ze spreidde haar hoofddoek uit op de grond, liet haar man in het midden van die doek zitten en zei:

‘Een dondervlaag zal u meepakken naar uw vader en uw moeder. Ik laat u gaarne gaan op één voorwaarde. Ge moogt onder geen beding thuis vertellen hoe ge uw vrouw gevonden hebt’. Dat beloofde de jongen plechtig. De lucht werd zo grijs als lood, er viel een donderslag en nog één en nog één. De doek vloog op in de wind en voerde de jongen op de dondervlaag naar huis.


Zijn ouders waren zot van blijdschap (его родители были без ума от радости) dat ze hem weerzagen (что они вновь его увидели). In hun gedacht had de duivel hun zoon doodgeslagen (в их воспоминании дьявол убил их сына) en daar stond die zoon springlevend en gezond voor hun ogen (а там стоял /тот/ сын перед ними живой и невредимый). Hij was gelukkig getrouwd (он был удачно женат), vertelde hij hun (он им рассказал), met de schone Beatrix (на красивой Беатрис) en ze woonden in de grote stad (и они жили в большом городе) en hadden geld en goed (и у них были деньги и имущество). Maar als ze vroegen waar hij zijn vrouw gevonden had, zweeg hij (но когда они спрашивали, где он нашел свою жену, он не отвечал: «молчал»).


Zijn ouders waren zot van blijdschap dat ze hem weerzagen. In hun gedacht had de duivel hun zoon doodgeslagen en daar stond die zoon springlevend en gezond voor hun ogen. Hij was gelukkig getrouwd, vertelde hij hun, met de schone Beatrix en ze woonden in de grote stad en hadden geld en goed. Maar als ze vroegen waar hij zijn vrouw gevonden had, zweeg hij.


Zijn moeder moest en zou weten (его мать должна была и хотела бы знать), waar hij die schone, rijke vrouw was gaan halen (где он встретил ту красивую, богатую женщину; halen — доставать;встречать). Telkens als ze daarover begon (всякий раз, когда она об этом начинала) deed hij alsof hij haar niet hoorde (он делал /вид/ будто он ее не слышал) of hij moest rap zijn vader gaan helpen in de stal (или = будто ему нужно было быстренько пойти помочь его отцу в хлеву). Maar na een paar dagen (но через пару дней) vertelde hij het haar uiteindelijk toch (он все же рассказал ей это/об этом), alles, van het kasteel (все, про замок), van de kaarsen en de monsters (о свечах и монстрах), van zijn boekske en Beatrix in de grond (о его книжечке и о Беатрис в земле). Hij was nog niet uitverteld (он еще не закончил говорить = не все рассказал) of zijn vrouw vloog voorbij (как мимо пролетела его жена) en ze riep nog vanuit de lucht (и прокричала с воздуха):

‘Vaarwel! U zult me nooit meer zien (прощайте! вы меня больше никогда не увидите)!’


Zijn moeder moest en zou weten waar hij die schone, rijke vrouw was gaan halen. Telkens als ze daarover begon deed hij alsof hij haar niet hoorde of hij moest rap zijn vader gaan helpen in de stal. Maar na een paar dagen vertelde hij het haar uiteindelijk toch, alles, van het kasteel, van de kaarsen en de monsters, van zijn boekske en Beatrix in de grond. Hij was nog niet uitverteld of zijn vrouw vloog voorbij en ze riep nog vanuit de lucht:

‘Vaarwel! U zult me nooit meer zien!’


De jongen kon zichzelf wel slaan (юноша был готов /в состоянии/ себя побить).

‘Nooit meer? Dat zullen we nog een keer zien (никогда больше? это мы еще: «еще один раз» посмотрим)’, zei hij. Hij vulde zijn beurs met goudstukken (он наполнил свой кошелек золотыми монетами) en ging op zoek naar zijn vrouw (и отправился на поиски своей жены). Toen hij een eindeke op weg was (когда он уже некоторое время был в пути), zag hij op een open plek in het bos drie kerels vechten (он увидел на поляне: «на открытом месте» в лесу трех дерущихся между собой парней: «увидел трех парней драться»). Vechten, vechten! Ze hadden elkaar de kop ingeslagen (они поразбивали бы друг другу головы) als hij niet geroepen had (если бы он не закричал): ‘Houd op (прекратите)!’

‘Waarom vecht u (почему вы деретесь)?’

‘Voor dat paar laarzen en die mantel (за ту пару сапог и тот плащ). We zijn drie broers, we hebben dat geërfd (мы три брата, мы получили это в наследство)’.

‘En daarvoor zouden jullie elkaar vermoorden (и за это вы бы убили = готовы убить друг друга). Dat is het toch ook niet waard (так это ведь того не стоит)’.


De jongen kon zichzelf wel slaan.

‘Nooit meer? Dat zullen we nog een keer zien’, zei hij. Hij vulde zijn beurs met goudstukken en ging op zoek naar zijn vrouw. Toen hij een eindeke op weg was, zag hij op een open plek in het bos drie kerels vechten. Vechten, vechten! Ze hadden elkaar de kop ingeslagen als hij niet geroepen had: ‘Houd op!’

‘Waarom vecht u?’

‘Voor dat paar laarzen en die mantel. We zijn drie broers, we hebben dat geërfd’.

‘En daarvoor zouden jullie elkaar vermoorden. Dat is het toch ook niet waard’.


‘Ja maar, dat zijn geen gewone laarzen (да, но это не простые сапоги). Met iedere stap brengen ze u driehonderd mijlen ver (с каждым шагом они проносят вас на расстояние трехсот миль дальше = еще на триста миль). En als ge die mantel over uw schouders hangt (и если вы набросите /себе/ на плечи тот плащ), kunt ge u in gelijk welk beest veranderen (то сможете превратиться в любого зверя)’.

‘Ik zal alles kopen, de laarzen en die mantel (я все куплю, сапоги и плащ)’.

De jongen opende zijn beurs met goudstukken (юноша открыл свой кошелек с золотыми монетами).

‘Nee, nee!’ riepen de drie broers nu in koor,’dat willen wij niet (нет, нет! закричали три брата теперь хором, мы не хотим этого).’ Wij verkopen geen erfstukken (мы не продаем унаследованное)!’

‘Dan zal ik uw scheidsrechter moeten zijn (тогда я должен буду стать вашим судьей)’, zei de jongen. Hij trok met zijn voet een streep in het zand (он прочертил ногой полосу на песке).


‘Ja maar, dat zijn geen gewone laarzen. Met iedere stap brengen ze u driehonderd mijlen ver. En als ge die mantel over uw schouders hangt, kunt ge u in gelijk welk beest veranderen’.

‘Ik zal alles kopen, de laarzen en die mantel’.

De jongen opende zijn beurs met goudstukken.

‘Nee, nee!’ riepen de drie broers nu in koor,’dat willen wij niet. Wij verkopen geen erfstukken!’

‘Dan zal ik uw scheidsrechter moeten zijn’, zei de jongen. Hij trok met zijn voet een streep in het zand.


‘Ga achter die streep staan alledrie (пойдите втроем /и/ встаньте за той чертой: «пойдите встать»). Ziet ge die eik daar, juist voor het bos begint (видите вон тот дуб, как раз перед лесом: «/где/ лес начинается»; daar — там)? Tot aan die eik moet ge lopen (до того дуба вам нужно добежать), zo hard als ge geven kunt (как можно быстрее: «так сильно, как вы можете дать»), en dan terug tot over de streep hier (а потом обратно до вот этой черты: «до черты здесь»). Wie het eerst terug is (кто самым первым вернется), mag het eerste kiezen (может выбирать первым). De tweede, die krijgt wat er overschiet (второму достанется то, что останется: «остается»). De derde krijgt niks (третий ничего не получит: «получает»)’.


‘Ga achter die streep staan alledrie. Ziet ge die eik daar, juist voor het bos begint? Tot aan die eik moet ge lopen, zo hard als ge geven kunt, en dan terug tot over de streep hier. Wie het eerst terug is, mag het eerste kiezen. De tweede, die krijgt wat er overschiet. De derde krijgt niks’.


Dat was rechtvaardig gesproken, vonden de drie broers (три брата нашли это справедливым: «это было справедливо сказано, нашли три брата»). Er was toch niet genoeg voor alle drie (все равно на троих бы не хватило). Ze legden de mantel en de laarzen bij de jongen achter de streep (они положили плащ и сапоги за чертой возле юноши), hij klapte in zijn handen (он хлопнул в /свои/ ладоши) en ze schoten vooruit, zo rap als ze geven konden (и они понеслись вперед, так быстро, как только /они/ могли). De jongen zag hen ginder ver rond de eik draaien (юноша увидел их там вдали, поворачивающими вокруг дуба), in een wip trok hij de laarzen aan (в одно мгновение он натянул сапоги), pakte de mantel onder zijn arm (подхватил плащ под руку) en weg was hij, driehonderd mijl verder bij iedere stap (и исчез: «и прочь он был», с каждым шагом на триста миль дальше).


Dat was rechtvaardig gesproken, vonden de drie broers. Er was toch niet genoeg voor alle drie. Ze legden de mantel en de laarzen bij de jongen achter de streep, hij klapte in zijn handen en ze schoten vooruit, zo rap als ze geven konden. De jongen zag hen ginder ver rond de eik draaien, in een wip trok hij de laarzen aan, pakte de mantel onder zijn arm en weg was hij, driehonderd mijl verder bij iedere stap.


Dagen en weken trok hij rond (он странствовал дни и недели; rondtrekken — странствовать, скитаться), van noord naar zuid (с севера на юг), van oost naar west (с востока на запад), duizenden mijlen deed hij (он прошел: «сделал» тысячи миль). Hij kwam in een grote, drukke stad (он прибыл в большой, многолюдный город). De mensen hadden hun huizen versierd en de straten gekeerd (люди украсили свои: «их» дома и подмели улицы). Die dag zou de prins trouwen met een voorname dame uit den vreemde (в тот день принц должен был жениться на знатной чужестранке: «на благородной даме с чужбины»). Beatrix was haar naam (ее звали Беатрис). Dadelijk zocht de jongen het paleis (юноша тотчас разыскал дворец).


Dagen en weken trok hij rond, van noord naar zuid, van oost naar west, duizenden mijlen deed hij. Hij kwam in een grote, drukke stad. De mensen hadden hun huizen versierd en de straten gekeerd. Die dag zou de prins trouwen met een voorname dame uit den vreemde. Beatrix was haar naam. Dadelijk zocht de jongen het paleis.


Bij de poort sloeg hij de mantel om zijn schouders (у ворот он накинул плащ на плечи; omslaan — накидывать;надевать), veranderde zich in een vlieg (превратился в муху) en vloog naar binnen, op zoek naar de vertrekken van Beatrix (и влетел во дворец: «внутрь», в поисках покоев Беатрис). Ze zat voor haar spiegel haar haar te kammen (она сидела перед /ее/ зеркалом и причесывала /свои/ волосы: «сидела причесывать»). De vlieg streek achter haar neer op de leuning van haar stoel (муха приземлилась/села позади нее на спинку /ее/ стула) en veranderde zich in een mens (и превратилась в человека; neerstrijken — спускаться;садиться). Beatrix schrok op (Беатрис вскочила от испуга; opschrikken — вскакивать в испуге).


Bij de poort sloeg hij de mantel om zijn schouders, veranderde zich in een vlieg en vloog naar binnen, op zoek naar de vertrekken van Beatrix. Ze zat voor haar spiegel haar haar te kammen. De vlieg streek achter haar neer op de leuning van haar stoel en veranderde zich in een mens. Beatrix schrok op.


‘Kom mee (пошли со мной) ’, zei de jongen.

‘Maar nee (да нет же), ik kan niet (я не могу), ik moet vandaag nog trouwen met de prins (я должна сегодня выходить замуж за принца)‘.

‘Dat gaat niet, ik ben nog altijd uw man (это невозможно, я все еще ваш муж)’.

Daar stond Beatrix nu (там стояла Беатрис теперь /в растерянности/). Ze wist niet wie ze moest kiezen (она не знала, кого она должна была выбрать).

Ten einde raad riep ze de ministers van de prins bijeen in de troonzaal (чтобы выйти из положения, она созвала министров принца в тронном зале; bijeenroepen — созывать; собирать; ten eind raad zijn — зайти в тупик; eind — конец; raad — совет).‘Heren, ik zit met een moeilijke vraag (господа, я нахожусь в затруднении: «я сижу с трудным вопросом»). Ge zult mij moeten helpen een antwoord te vinden (вы должны будете мне помочь найти ответ).


‘Kom mee’, zei de jongen.

‘Maar nee, ik kan niet, ik moet vandaag nog trouwen met de prins’.

‘Dat gaat niet, ik ben nog altijd uw man’.

Daar stond Beatrix nu. Ze wist niet wie ze moest kiezen.

Ten einde raad riep ze de ministers van de prins bijeen in de troonzaal.

‘Heren, ik zit met een moeilijke vraag. Ge zult mij moeten helpen een antwoord te vinden.


Ge weet dat ik een grote kleerkast heb (вы знаете, что у меня есть большой шкаф для одежды; kleren — одежда; kast — шкаф). Toen ik daar verleden week een zijden hemdeke uit wilde halen (когда я на прошлой неделе из него хотела достать шелковую рубашку), zag ik dat ik mijn sleutel kwijt was (я увидела, что мой ключ потерялся: «был потерян»; kwijt — лишенный чего-либо). Ik heb overal gezocht (я повсюду искала), in de zaken van mijn jas (в карманах моего пальто), onder de kast (под шкафом), overal in mijn vertrekken (везде в моих покоях), nergens kon ik die sleutel vinden (нигде не смогла я найти тот ключ). Had ik hem mislegd (положила /ли/ я его /где-то/ по ошибке) of had ik hem laten vallen (или я его обронила: «дала упасть»), ik wist het niet (я не знала), hij was en hij bleef verloren (он так и не нашелся: «он был и оставался пропавшим»). Ik heb dan maar een nieuwe sleutel laten maken (я велела тогда изготовить новый ключ) bij de beste slotenmaker van de stad (у лучшего замочного мастера города).


Ge weet dat ik een grote kleerkast heb. Toen ik daar verleden week een zijden hemdeke uit wilde halen, zag ik dat ik mijn sleutel kwijt was. Ik heb overal gezocht, in de zaken van mijn jas, onder de kast, overal in mijn vertrekken, nergens kon ik die sleutel vinden. Had ik hem mislegd of had ik hem laten vallen, ik wist het niet, hij was en hij bleef verloren. Ik heb dan maar een nieuwe sleutel laten maken bij de beste slotenmaker van de stad.


Maar juist toen ik met mijn prachtige, nieuwe sleutel de kast open wilde doen (но как раз, когда я моим прекрасным, новым ключом, хотела открыть шкаф), kwam de kok aangelopen met de oude sleutel (прибежал: «прибыл бегом» повар со старым ключом; aanlopen — прибегать). Hij had die gevonden in zijn keuken (он нашел его в своей кухне). Nu is mijn vraag (теперь мой вопрос): ’Welke sleutel verdient mijn voorkeur, de oude of de nieuwe (какой ключ заслуживает мое предпочтение, старый или новый)?’


Maar juist toen ik met mijn prachtige, nieuwe sleutel de kast open wilde doen, kwam de kok aangelopen met de oude sleutel. Hij had die gevonden in zijn keuken. Nu is mijn vraag:’Welke sleutel verdient mijn voorkeur, de oude of de nieuwe?’


Daar moesten de ministers van de prins niet lang over nadenken (министрам принца долго гадать не пришлось: «министрам принца не пришлось долго думать над этим»). Eenparig beslisten ze (единодушно они решили):

‘De oude sleutel (старый ключ), die heeft u al zoveel diensten bewezen (он, который уже столько раз сослужил вам службу), ja, zeker, de oude sleutel (да, точно, старый ключ)’.

‘Wel, heren (так вот господа)’, zei Beatrix,’vandaag zou ik trouwen met uw prins (сегодня я должна была бы выйти замуж за вашего принца). Er zal geen bruiloft zijn (свадьбы не будет)’.


Daar moesten de ministers van de prins niet lang over nadenken. Eenparig beslisten ze:

‘De oude sleutel, die heeft u al zoveel diensten bewezen, ja, zeker, de oude sleutel’.

‘Wel, heren’, zei Beatrix,’vandaag zou ik trouwen met uw prins. Er zal geen bruiloft zijn’.


Ze liet de jongen binnenkomen (она велела впустить юношу) en pakte zijn hand vast (и взяла его/крепко/ за руку; vastpakken — крепко держать).

‘De prins is de nieuwe sleutel (принц — это новый ключ). Deze man is mijn oude sleutel (этот мужчина — мой старый ключ). Met hem ben ik ooit getrouwd in een andere stad (я была когда-то за ним замужем, в другом городе). We leefden daar in welstand en geluk (мы жили там в достатке и счастье), maar boze krachten hebben van zijn zwakheid misbruik gemaakt (но злые силы воспользовались: «злоупотребили» его слабостью; misbruik maken van iets — злоупотреблять) en hebben ons uiteengedreven (и разлучили нас: «разогнали врозь»; uiteendrijven — разгонять). We hadden elkaar verloren (мы потеряли друг друга), maar nu heeft hij mij teruggevonden (но теперь он меня снова отыскал; terug — назад, обратно). Hij is mijn man, met hem ga ik mee (он мой муж, я пойду с ним)’.


Ze liet de jongen binnenkomen en pakte zijn hand vast.

‘De prins is de nieuwe sleutel. Deze man is mijn oude sleutel. Met hem ben ik ooit getrouwd in een andere stad. We leefden daar in welstand en geluk, maar boze krachten hebben van zijn zwakheid misbruik gemaakt en hebben ons uiteengedreven. We hadden elkaar verloren, maar nu heeft hij mij teruggevonden. Hij is mijn man, met hem ga ik mee’.


De ministers waren ontsteld (министры были напуганы), maar ze moesten haar gelijk geven (но им пришлось признать ее правоту;