Фламандские народные сказки и легенды

Вид материалаДокументы
Подобный материал:
1   ...   10   11   12   13   14   15   16   17   18
nek — шея)’.


Nee, alle monniken en broeders in de kapittelzaal schudden hun hoofd, nee.

‘Vader abt’, zei de molenaar, ‘laat mij eens één dag uw kleren aandoen. Ik zal die dikke nek van een keizer wel wat smaller maken’.


Daar was Keizer Karel al (а там как раз и император Карл: «там император Карл уже»). De molenaar zat op hem te wachten op de troon van de abt (мельник сидел и поджидал его на троне аббата), ge kondt hem niet herkennen in die schone, lange pij (он был неузнаваем : «ты не смог бы его узнать/признать» в той красивой, длинной сутане).

‘Zijt ge gereed, vader abt (вы готовы, отец аббат)?’ vroeg de keizer (спросил император).

‘Vraag maar op, gij (ну спрашивайте)’, antwoordde de molenaar (ответил мельник).

‘Mijn eerste vraag dan: hoe diep is de zee?’

‘Onze-Lieve-Heer, die alles schiep, maakte de zee een steenworp diep (наш Господь, который все создал, сделал море глубоким на бросок камня)’.


Daar was Keizer Karel al. De molenaar zat op hem te wachten op de troon van de abt, ge kondt hem niet herkennen in die schone, lange pij.

‘Zijt ge gereed, vader abt?’ vroeg de keizer.

‘Vraag maar op, gij’, antwoordde de molenaar.

‘Mijn eerste vraag dan: hoe diep is de zee?’

‘Onze-Lieve-Heer, die alles schiep, maakte de zee een steenworp diep’.


‘Dat is een wijs antwoord (мудрый ответ), daar kan niemand iets op zeggen (нечего сказать: «никто не сможет на это что-либо сказать»)’, bekende de keizer (признал император).

‘Maar nu de tweede vraag: hoeveel koestaarten hebt ge vandoen om de afstand van hier naar de maan te meten?’

‘Met één enkele koestaart hebt ge genoeg (тебе хватит одного коровьего хвоста)’, antwoordde de molenaar, ‘op voorwaarde dat hij lang genoeg is natuurlijk (конечно при условии, что тот будет достаточно длинным)’.

‘Dat is een slim antwoord (умный ответ; slim — хитрый, лукавый, умный)’, zei de keizer, ‘en juist is het ook (и правильный к тому же), ik spreek u niet tegen (я вам не возражаю).


‘Dat is een wijs antwoord, daar kan niemand iets op zeggen’, bekende de keizer. ‘Maar nu de tweede vraag: hoeveel koestaarten hebt ge vandoen om de afstand van hier naar de maan te meten?’

‘Met één enkele koestaart hebt ge genoeg’, antwoordde de molenaar, ‘op voorwaarde dat hij lang genoeg is natuurlijk’.

‘Dat is een slim antwoord’, zei de keizer, ‘en juist is het ook, ik spreek u niet tegen.


Maar nu mijn derde vraag (а теперь мой третий вопрос): wat denk ik op dit eigenste moment (о чем я думаю в данный момент; eigenste /флам./ — тот же самый)?’

‘Gij denkt (вы думаете)’, zei de molenaar (сказал мельник) en hij kon zich niet houden van het lachen (и не смог удержаться от смеха), ‘gij denkt dat ik de abt ben (вы думаете, что я аббат). Maar ge zijt abuis (но вы ошибаетесь; abuis — ошибка, промах), ik ben de molenaar van het klooster (я мельник монастыря)’.


Maar nu mijn derde vraag: wat denk ik op dit eigenste moment?’

‘Gij denkt’, zei de molenaar en hij kon zich niet houden van het lachen, ‘gij denkt dat ik de abt ben. Maar ge zijt abuis, ik ben de molenaar van het klooster’.


‘Hoe (как)!?’ riep de keizer (выкрикнул император). Hij verstond er geen fluit van (он ничего не понимал; fluit — флейта, свисток). ‘Zijt gij dan de abt niet (ты что же, не аббат)?’

‘Nooit geweest (никогда /им/ не был)’, zei de molenaar, ‘een momentje geduld (минутку терпения)’.

Hij ging naar de kamer ernaast (он вышел в соседнюю комнату; ernaast — рядом с этим /названным/), trok de pij van de abt uit (снял сутану аббата; uittrekken — стаскивать) en zijn molenaarskiel weer aan (и надел снова свой блузон мельника; aantrekken — натягивать; kiel — блуза) die van onder tot boven bestoven was met bloem (запачканный снизу доверху мукой), en kwam weer binnen (и снова вошел /внутрь/; binnenkomen — входить в помещение).


‘Hoe!?’ riep de keizer. Hij verstond er geen fluit van. ‘Zijt gij dan de abt niet?’

‘Nooit geweest’, zei de molenaar, ‘een momentje geduld’.

Hij ging naar de kamer ernaast, trok de pij van de abt uit en zijn molenaarskiel weer aan, die van onder tot boven bestoven was met bloem, en kwam weer binnen.


‘Wel zoudt ge het geloven (не поверишь)’, zei de keizer (сказал император). ‘Het is lang geleden (давненько; geleden — прошлый, минувший) dat ik nog zo’n verstandige mens ben tegengekomen (не встречал я такого разумного человека). Mijn besluit staat vast (мое решение принято; vaststellen — устанавливать; определять; stellen— ставить, устанавливать; vast — крепко): ik benoem u tot abt van het klooster, hier en nu (я назначаю вас аббатом монастыря, здесь и сейчас)’. De molenaar verschoot zich een bult (мельник от растерянности упал: «набил себе шишку»).


‘Wel zoudt ge het geloven’, zei de keizer. ‘Het is lang geleden dat ik nog zo’n verstandige mens ben tegengekomen. Mijn besluit staat vast: ik benoem u tot abt van het klooster, hier en nu’.

De molenaar verschoot zich een bult.


‘Maar ik ken geen woord Latijn (но я не знаю ни слова на латыни) zo groot als een huis (такой обширной, как дом). En ik zal de hoogmis moeten zingen (и мне придется петь литургию; hoogmis — «высокая месса»)!’

‘Dat is allemaal niks (все это не беда / ничего)’, lachte Keizer Karel (засмеялся император Карл), ‘ge moet gij maar zingen gelijk al de anderen (тебе нужно петь, как и все другие)’.

Dat deed de molenaar dan maar (мельник так и делал). Zette het kloosterkoor in (монастырский хор запевал; inzetten — запевать песню), dan zong hij uit volle borst (тогда он пел в полную грудь):

‘Ik zing gelijk al de anderen (я пою, как и все другие)! Ik zing gelijk al de anderen!’

Dat bleef zo maar duren (так оно и продолжалось: «оставалось длиться»). Zijn kop stond niet naar Latijn (способностей к латыни у него не было: «его голова не стояла на латынь»), hij leerde niks bij (он ничему не учился). Hij zong alle zondagen (он пел по воскресеньям): ‘Ik zing gelijk al de anderen!’


‘Maar ik ken geen woord Latijn zo groot als een huis. En ik zal de hoogmis moeten zingen!’

‘Dat is allemaal niks’, lachte Keizer Karel, ‘ge moet gij maar zingen gelijk al de anderen’.

Dat deed de molenaar dan maar. Zette het kloosterkoor in, dan zong hij uit volle borst:

‘Ik zing gelijk al de anderen! Ik zing gelijk al de anderen!’

Dat bleef zo maar duren. Zijn kop stond niet naar Latijn, hij leerde niks bij. Hij zong alle zondagen: ‘Ik zing gelijk al de anderen!’


De monniken waren dat zo beu als koude pap (монахам это так надоело, как холодная каша). Ze trokken naar Keizer Karel (они пошли к императору Карлу).

‘Dat gaat zo niet langer (дальше так не пойдет)’, klaagden ze (жаловались они), ‘die molenaar is een brave mens (тот мельник — порядочный человек; braaf — добрый, честный, порядочный), maar hij mag geen abt blijven (но ему нельзя оставаться аббатом)’.

Wat er dan niet ging (и что же тогда не так: «не шло»), wilde Keizer Karel weten (поинтересовался: «хотел знать» император Карл).

‘Ja’, zeiden de monniken (ну: «да», сказали монахи), ‘hij zong nog altijd ‘gelijk al de anderen’ (он все еще поет «как и все другие»)’.


De monniken waren dat zo beu als koude pap. Ze trokken naar Keizer Karel.

‘Dat gaat zo niet langer’, klaagden ze, ‘die molenaar is een brave mens, maar hij mag geen abt blijven’.

Wat er dan niet ging, wilde Keizer Karel weten.

Ja, zeiden de monniken, hij zong nog altijd ‘gelijk al de anderen’.


‘Als hij zingt gelijk al de anderen (если он поет, как и все другие), dan is er toch niks mis mee (то что в этом плохого)!’ riep Keizer Karel kwaad (закричал император Карл сердито) en hij stuurde hen terug naar hun klooster (и отправил их назад в их монастырь).

De molenaar bleef abt (мельник остался аббатом). En als hij niet gestorven is (и если он еще жив: «не умер»), dan zingt hij nog altijd (то он все еще поет) ‘gelijk al de anderen («как и все другие»)’.


‘Als hij zingt gelijk al de anderen, dan is er toch niks mis mee!’ riep Keizer Karel kwaad en hij stuurde hen terug naar hun klooster.

De molenaar bleef abt. En als hij niet gestorven is, dan zingt hij nog altijd ‘gelijk al de anderen’.


Daneelke

(Данэлке)


Er was eens een jonge schipper (жил-был молодой капитан), die heette Daneelke (его звали Данэлке). Hij woonde in een dorp aan de Schelde (он жил в деревне, на берегу Схелде: «у Схелде»), nu ja, woonde (ну да, жил), altijd weer was hij op weg (снова и снова он был в плавании: «в пути»; altijd — всегда, постоянно; weer — снова,опять), aan het varen op rivieren en stromen (плавал: «в плавании, в процессе плавания» по большим и малым рекам), tot diep in Frankrijk soms (/даже/ иногда вглубь Франции). Maar telkens als Daneelke weer aanlegde bij zijn dorp (но всякий раз, когда Данэлке причаливал у своей деревни), was het feest (был праздник).


Er was eens een jonge schipper, die heette Daneelke. Hij woonde in een dorp aan de Schelde, nu ja, woonde, altijd weer was hij op weg, aan het varen op rivieren en stromen, tot diep in Frankrijk soms. Maar telkens als Daneelke weer aanlegde bij zijn dorp, was het feest.


Zo’n pronte, schone kerel ook (к тому же такой хорошо сложенный, красивый парень; pront — хорошо сложенный), hij werd het liefst gezien door alle meiskes in de wijde omtrek (все девушки в округе его обожали: «он был самым любимым девушками в округе»; meiskes = meisjes — девушки /флам./). Met alle meiskes danste hij (он танцевал со всеми девушками) en ieder meiske hoopte heimelijk (и каждая девушка тайно надеялась) dat die zachte, sterke sсhipper (что тот нежный, крепкий капитан) met haar zou trouwen (на ней женится).


Zo’n pronte, schone kerel ook, hij werd het liefst gezien door alle meiskes in de wijde omtrek. Met alle meiskes danste hij en ieder meiske hoopte heimelijk dat die zachte, sterke schipper met haar zou trouwen.


Zelf sprak Daneelke nooit over trouwen (сам Данэлке никогда не говорил о женитьбе), hij danste maar (он только танцевал), dronk zijn pint (пил свою пинту /пива/), klonk met de meiskes op de kermissen (гулял с девушками на ярмарках), nu eens met die (сейчас с той), dan weer met die (потом с другой: «с той»), hij grapte (он шутил) en bracht ze aan het lachen (и смешил их: «приводил их к смеху»), hij kuste ze warm achter de struiken (он целовал их горячо за кустами), maar trouwen (но жениться)? Nee, zodra ze daarover begonnen (нет, как только они об этом начинали), stapte hij in zijn bootje (он садился в свое суденышко) en voer de Schelde af (и спускался /вниз/ по Схелде). Weken bleef hij weg (неделями он не появлялся; wegblijven — отсутствовать: «оставаться прочь») en wanneer hij daar weer stond (и когда он там стоял вновь), begon het feest van voren af aan (праздник начинался заново).


Zelf sprak Daneelke nooit over trouwen, hij danste maar, dronk zijn pint, klonk met de meiskes op de kermissen, nu eens met die, dan weer met die, hij grapte en bracht ze aan het lachen, hij kuste ze warm achter de struiken, maar trouwen? Nee, zodra ze daarover begonnen, stapte hij in zijn bootje en voer de Schelde af. Weken bleef hij weg en wanneer hij daar weer stond, begon het feest van voren af aan.


Dat ze die schone Daneelke moesten laten varen (пусть себе плавает: «бросьте вы того красавчика Данэлке»), dat zeiden de moeders van het dorp (говаривали деревенские матери: «матери деревни») tegen hun dochters (своим дочерям). Maar dan keken de dochters nukkig en stuurs (но тогда дочери посматривали своенравно и недовольно). Ooit moest hij toch kiezen (когда-нибудь ему все же придется выбирать), antwoordden ze frank (отвечали они откровенно), en waarom niet mij (и почему не меня)? Waarom niet mij? Dat dachten ze allemaal (так они все полагали), maar wie niet van trouwen kikte (но кто помалкивал про женитьбу; kikken — пикнуть), dat was Daneelke (так это Данэлке).


Dat ze die schone Daneelke moesten laten varen, dat zeiden de moeders van het dorp tegen hun dochters. Maar dan keken de dochters nukkig en stuurs. Ooit moest hij toch kiezen, antwoordden ze frank, en waarom niet mij? Waarom niet mij? Dat dachten ze allemaal, maar wie niet van trouwen kikte, dat was Daneelke.


Op een dag voer Daneelke weer op zijn bootje door Frankrijk (как-то раз Данэлке вновь плыл на своей лодке по Франции). De avond viel (наступил вечер) en hij gooide zijn meertouw (и он бросил свои швартовы; meer— озеро; touw — веревка; канат) om een zwarte els (вокруг черной ольхи) die daar tegen de waterkant groeide (росшей у воды). Hij keerde zich om (он обернулся; zich omkeren — оборачиваться) en zag bij het roer een beeldschone vrouw zitten (и увидел очень красивую женщину, сидевшую у руля) in een glanzend, half doorschijnend gewaad (в блестящем, полупрозрачном платье).


Op een dag voer Daneelke weer op zijn bootje door Frankrijk. De avond viel en hij gooide zijn meertouw om een zwarte els die daar tegen de waterkant groeide. Hij keerde zich om en zag bij het roer een beeldschone vrouw zitten in een glanzend, half doorschijnend gewaad.


Ze overtrof in schoonheid ver (она намного: «далеко» превосходила по красоте) de liefste meiskes uit zijn dorp (самых милых девушек из его деревни), die kende hij allemaal (их ведь он знал) en die waren toch lang niet mis (и которые были все же вовсе не дурны собой; mis — неудачный; плохой).

‘Ik droom (мне чудится/вижу сон)’, dacht Daneelke (подумал Данэлке), ‘het is een zware dag geweest (день был трудный) en ik ben moe (и я устал). Ik ben zeker in slaap gevallen (я наверняка заснул)’.

En hij gaf zichzelf een oorvijg (и он дал себе пощечину).


Ze overtrof in schoonheid ver de liefste meiskes uit zijn dorp, die kende hij allemaal en die waren toch lang niet mis.

‘Ik droom’, dacht Daneelke, ‘het is een zware dag geweest en ik ben moe. Ik ben zeker in slaap gevallen’.

En hij gaf zichzelf een oorvijg.


Maar nee, hij droomde niet (да нет, ему не грезилось; dromen — видеть во сне; грезить), de vrouw begon luidop te lachen (женщина громко засмеялась), als bellekes klonk het (словно колокольчики это звучало), als kristallen glazen (словно хрустальные бокалы) en nu wilde Daneelke nog maar één ding (и теперь Данэлке хотелось только одного): trouwen met die vrouw daar naast zijn roer (жениться на вон той женщине, что /сидела/ подле руля). Op slag was hij alle meiskes uit zijn dorp vergeten (он разом позабыл всех девушек из своего села).


Maar nee, hij droomde niet, de vrouw begon luidop te lachen, als bellekes klonk het, als kristallen glazen en nu wilde Daneelke nog maar één ding: trouwen met die vrouw daar naast zijn roer. Op slag was hij alle meiskes uit zijn dorp vergeten.


‘Schipper (капитан)’, zei de vrouw (сказала женщина), ‘Daneelke, nee, ge droomt niet (Данэлке, нет, тебе не грезится). Ik ben Vrouw Minne (я Госпожа Любовь), ja, dat is mijn naam (да, это мое имя), Vrouw Minne. Wilt ge met mij meegaan, Daneelke (хочешь пойти вместе со мной, Данэлке)?’

Dat moest Vrouw Minne geen twee keer vragen (Госпоже Любви не пришлось спрашивать дважды). Daneelke strekte zijn hand uit (Данэлке протянул свою руку; hand — кисть руки; ладонь), ze pakte hem vast (она крепко ее взяла/схватила) en voerde hem mee door de lucht (и перенеслась с ним: «перенесла его с собой по воздуху») tot bij een hoge berg (к высокой горе).

‘Dit is de Venusberg (это гора Венеры)’, zei ze. De wand van de berg opende zich (стена горы отворилась) en Vrouw Minne leidde Daneelke binnen (и Госпожа Любовь провела Данэлке внутрь).


‘Schipper’, zei de vrouw, ‘Daneelke, nee, ge droomt niet. Ik ben Vrouw Minne, ja, dat is mijn naam, Vrouw Minne. Wilt ge met mij meegaan, Daneelke?’

Dat moest Vrouw Minne geen twee keer vragen. Daneelke strekte zijn hand uit, ze pakte hem vast en voerde hem mee door de lucht tot bij een hoge berg.

‘Dit is de Venusberg’, zei ze. De wand van de berg opende zich en Vrouw Minne leidde Daneelke binnen.


Daneelke bleef bij haar wonen (Данэлке остался жить у нее) in haar paleis onder de Venusberg (в ее дворце под горой Венеры) en samen met hen woonden daar duizend meiskes (и вместе с ними там жили тысячи девушек), het ene al schoner en lieflijker dan het andere (одна красивее и очаровательнее другой; lieflijk = bevallig — грациозный; очаровательный). Ze dansten (они танцевали) en feestten (увеселялись) en vrijden (и обнимались/целовались; vrijen — тискаться, миловаться, обниматься, целоваться), zo gingen de dagen heen en de nachten (так проходили дни и ночи), het was één grote heerlijkheid (это было одно огромное наслаждение/великолепие).


Daneelke bleef bij haar wonen in haar paleis onder de Venusberg en samen met hen woonden daar duizend meiskes, het ene al schoner en lieflijker dan het andere. Ze dansten en feestten en vrijden, zo gingen de dagen heen en de nachten, het was één grote heerlijkheid.


Maar na een jaar begon Daneelke iets aan zijn hart te voelen (но через год Данэлке начал чувствовать что-то на сердце), dat begon almaar zwaarder en zwaarder te kloppen (оно начало биться все тяжелее и тяжелее). Daneelke kreeg wroeging (Данэлке почувствовал сожаление; wroeging — угрызения совести).

‘Dat komt (это от того/происходит/) omdat ge hier bij mij onder de Venusberg woont met een mensenhart (что ты живешь здесь у меня, под горой Венеры, с человеческим сердцем)’, zei Vrouw Minne. ‘Ik zal ijzeren ringen om uw hart laten smeden (я велю заковать твое сердце в металлические кольца), dan zult ge uw aardse leven vergeten (тогда ты позабудешь свою земную жизнь)’.


Maar na een jaar begon Daneelke iets aan zijn hart te voelen, dat begon almaar zwaarder en zwaarder te kloppen. Daneelke kreeg wroeging.

‘Dat komt omdat ge hier bij mij onder de Venusberg woont met een mensenhart’, zei Vrouw Minne. ‘Ik zal ijzeren ringen om uw hart laten smeden, dan zult ge uw aardse leven vergeten’.


Zo leefde Daneelke weer onbekommerd voort (так беззаботно Данэлке продолжал жить дальше), feestend, dansend en minnend (празднуя, танцуя и любя), met ijzeren ringen gesmeed om zijn mensenhart (с закованным в железные кольца человеческим сердцем: «с железными кольцами, окованными вокруг своего человеческого сердца»). Maar op een dag liet hij de ijzeren ringen springen (но однажды он разорвал кольца: «позволил железным кольцам лопнуть»), waarom had hij die toch (зачем они ему), hij wist niets meer van de jaren boven de aarde (он больше ничего не знал о земной жизни: «о годах над землей»). Zodra de ringen verbroken waren (как только кольца сломались), begon zijn hart te bonzen (его сердце забилось; bonzen — стучать; биться), steeds zwaarder (все сильнее; steeds — все время, постоянно); het bonsde zo zwaar (оно билось столь сильно), het klopte hem de Venusberg uit (что вытолкнуло его из горы Венеры), terug de wereld in (назад в мир).


Zo leefde Daneelke weer onbekommerd voort, feestend, dansend en minnend, met ijzeren ringen gesmeed om zijn mensenhart. Maar op een dag liet hij de ijzeren ringen springen, waarom had hij die toch, hij wist niets meer van de jaren boven de aarde. Zodra de ringen verbroken waren, begon zijn hart te bonzen, steeds zwaarder; het bonsde zo zwaar, het klopte hem de Venusberg uit, terug de wereld in.


Weken zwierf Daneelke rond (неделями скитался Данэлке) en eindelijk zag hij zijn dorp liggen tegen de Scheldedijk (и наконец он увидел свою деревню, раскинувшуюся у насыпи /вдоль/ Схелде; dijk — дамба; насыпь). De meiskes kwamen kijken aan de ramen (девушки подходили к окнам посмотреть) toen hij door de straten stapte (когда он проходил по улицам), maar hij bezag hen niet (но он на них не смотрел). Hij liep recht naar de pastoor (он шел прямиком к священнику) om vergeving te vragen (чтобы просить прощения) voor zijn heidense leven (за его языческую жизнь) met Vrouw Minne onder de berg (с Госпожой Любовью, под горой).

‘Daar kan ik u geen vergiffenis voor schenken (я не могу вам отпустить за это грехи: «тут я не могу вам…»; daarvoor — за это)’, zei de pastoor (сказал священник), ‘die macht heb ik niet (такой власти у меня нет), uw zonde is te zwaar, veel te zwaar, Daneelke (твой грех очень тяжел, слишком тяжел, Данэлке). Ge zult tot bij de bisschop moeten gaan (тебе придется пойти к епископу)’.


Weken zwierf Daneelke rond en eindelijk zag hij zijn dorp liggen tegen de Scheldedijk. De meiskes kwamen kijken aan de ramen toen hij door de straten stapte, maar hij bezag hen niet. Hij liep recht naar de pastoor om vergeving te vragen voor zijn heidense leven met Vrouw Minne onder de berg.

‘Daar kan ik u geen vergiffenis voor schenken’, zei de pastoor, ‘die macht heb ik niet, uw zonde is te zwaar, veel te zwaar, Daneelke. Ge zult tot bij de bisschop moeten gaan’.


En Daneelke trok naar de bisschop in Mechelen (и Данэлке отправился к епископу, в Мехелен).

‘Ook wij kunnen u geen vergiffenis schenken (мы тоже не можем отпустить вам грехи)’, zei de bisschop van Mechelen (сказал епископ Мехелена). ‘Ge zult op pelgrimstocht moeten gaan (ты должен будешь совершить паломничество) naar de paus van Rome, Daneelke (к папе римскому, Данэлке). We zullen u een brief meegeven met ons zegel (мы дадим тебе с собой письмо, с нашей печатью), anders wil de paus u nog niet ontvangen (иначе папа еще не захочет тебя принять)’.


En Daneelke trok naar de bisschop in Mechelen.

‘Ook wij kunnen u geen vergiffenis schenken’, zei de bisschop van Mechelen. ‘Ge zult op pelgrimstocht moeten gaan naar de paus van Rome, Daneelke. We zullen u een brief meegeven met ons zegel, anders wil de paus u nog niet ontvangen’.


Daneelke stak de brief van de bisschop van Mechelen op zak (Данэлке положил письмо мехеленского епископа в карман), zocht een pelgrimsstok (нашел /паломнический/ посох;